‘Meer meer meer’ is beter voor het milieu

‘Meer meer meer’ is beter voor het milieu

Filosoof en schrijver Sebastien Valkenberg legt in NRC uit waarom we juist niet op rantsoen moeten.

Door: Sebastien Valkenberg
Op: www.nrc.nl

‘We zijn onderhand een verslaafde van onze portemonnee geworden.” Toen Femke Halsema  Geluk!  (2008) schreef, was consuminderen nog een lifestylekwestie. De burgermeester van Amsterdam, destijds nog fractievoorzitter van GroenLinks, merkte dat het  zoveelste jurkje haar niet gelukkiger maakte. Dat kon best een tandje minder.

Inmiddels heeft deze boodschap de verbeten ondertoon van de ondergang gekregen. De  Green Deal  van Frans Timmermans trok deze week veel aandacht, maar was gematigd van toon vergeleken met het alarmisme van VN-chef Antonio Guterres voorafgaand aan klimaattop in Madrid.  “Onze oorlog tegen natuur moet stoppen.”  Het is hetzelfde wereldbeeld als dat van Greta Thunberg, deze week door  Time  uitgeroepen tot  Persoon van het Jaar.  “Jullie stalen mijn toekomst”, waste ze de wereldleiders afgelopen najaar de oren, “het enige waar jullie over kunnen praten is geld en sprookjes over economische groei.”

Op rantsoen dus. De redenering klinkt aannemelijk. Voor spullen zijn grondstoffen nodig, dus voor meer spullen zijn meer grondstoffen nodig. Huizen bouwen we met stenen, papier komt van hout en zonder landbouwgrond geen voedsel. Eeuwenlang ging het op deze manier. Zet het patroon uit in een grafiek en je krijgt twee klimmende lijnen die min of meer gelijk op lopen. Of zoals de milieubeweging het stelt: economische groei en welvaart gaan ten koste van de aarde.

Klik hier om verder te lezen.

Doneer eens voor het klimaat

Doneer eens voor het klimaat

Als je het klimaat wil redden, moet je stoppen met vlees eten en minder vliegen, toch? De Vlaamse filosofen Maarten Boudry  en  Thomas Rotthier  zien een manier die meer impact heeft. Je steentje bijdragen kan ook door te investeren in organisaties die technologische oplossingen zoeken.

Door: Maarten Boudry & Thomas Rotthier
Op: www.standaard.be

‘Maar wat kunnen we nu zélf doen voor het klimaat?’ Het is een van de vaakst gestelde vragen aan wetenschappers en klimaatactivisten. Nu de klimaattop in Madrid plaatsvindt, klinkt ze opnieuw luider. De antwoorden lopen uiteen, maar onder de klassiekers bevinden zich: zonnepanelen leggen, je woning goed isoleren, energiezuinige apparaten kopen, minder vliegen en minder vlees eten.

Kiezen voor koolstofarme alternatieven is beslist nuttig en levert vaak andere voordelen op. Je huis goed isoleren is niet alleen goed voor het klimaat, maar ook voor je portemonnee. Minder vlees eten verlaagt je uitstoot, maar is ook gezonder en diervriendelijker.

Toch is er een ongemakkelijke waarheid: individuele gedragswijzigingen hebben een bescheiden impact. Zelfs als iedere Belg morgen een voorbeeldige klimaatburger wordt, is het probleem nog lang niet opgelost. Daar zijn twee redenen voor. Het einddoel van het Klimaat ­akkoord van Parijs is een wereldwijde (netto) nuluitstoot van alle broeikasgassen tegen 2050. Met gedrags ­verandering kun je je uitstoot wel temperen, maar nooit tot nul reduceren. Dat komt omdat fossiele brandstoffen overal zitten: niet alleen in diesel en kerosine, maar ook in plastic en papier, in staal en aluminium, in kunstmest en cement, in onze huizen en in de landbouw.

De tweede reden is ook simpel: wij zijn niet alleen op de wereld. Westerse landen kunnen hun energie ­consumptie gerust matigen zonder welvaart te verliezen, maar de energiebehoeften in de rest van de wereld zullen nog fors toenemen.

Nog steeds leven honderden miljoenen mensen in armoede. Hun schamele energie halen ze uit hout en mest (wat erg vervuilend is). De komende decennia zullen zij eindelijk toegang krijgen tot elektriciteit. Dat kunnen wij niet tegenhouden, en het zou ook immoreel zijn. Door de stijgende energievraag zal in 2040 driekwart van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen afkomstig zijn van groeilanden zoals China en India. China alleen al bouwt tegen 2035 meer dan tweehonderd nieuwe luchthavens, en het ziet ernaar uit dat al die vliegtuigen op koolstofrijke kerosine zullen vliegen.

Klik hier om verder te lezen.

Marco Visscher en Hidde Boersma bij Spraakmakers

Op dinsdag 26 november waren journalisten Marco Visscher en Hidde Boersma te gast bij het NPO radioprogramma ‘Spraakmakers’. In deel 2 van het onderwerp ‘Dwarsdenkers in de klimaatdiscussie’ legden zij in enkele minuten uit wat het Ecomodernisme inhoudt.  

De NPO schrijft: “Bij het aanpakken van onze klimaatproblemen moet geen enkele oplossing geschuwd worden, zelfs als die zo afwijkend zijn als wat de ecomodernisten voorstellen. Het is een nieuw soort milieubeweging die in economische groei juist kansen ziet voor ons klimaat en ook kernenergie niet uit de weg gaat.”

Beluister het fragment terug via deze link.

Juist door ver te reizen help je de wereld

Duurzaamheid hoort geen klassekwestie te zijn

Nu vliegen bereikbaar wordt voor alle lagen van de bevolking, zet de bovenklasse zich er onder het mom van duurzaamheid tegen af. Terwijl verre reizen empathie wekken voor andere culturen en een medicijn zijn tegen etnocentrisme, betoogt Hidde Boersma.

Door: Hidde Boersma
Op: www.devolkskrant.nl

Er stond afgelopen week een opvallende reclame in de Volkskrant. Koning Aap, een reisbureau voor verre reizen, begon zijn advertentie met: ‘Natuurlijk, gewoon thuis blijven is het beste voor de planeet.’ Dat zelfs reclame-uitingen met een verontschuldiging beginnen, geeft wel aan hoezeer de schaamte om te vliegen zich in korte tijd tijd in onze hoofd heeft genesteld. In 2018 was de term vliegschaamte zelfs genomineerd voor ‘woord van het jaar’ en in Zweden, waar dat woord voor het eerst opdook, daalt het aantal vluchten al daadwerkelijk.

Vliegschaamte past in de trend waar minder duurzame activiteiten worden gekoppeld aan schuld: vleesschaamte, baarschaamte, cappuccinoschaamte en nieuw deze week: betonschaamte.

Het is ontegenzeggelijk waar dat vliegen vervuilt: het is op dit moment verantwoordelijk voor ongeveer 3 procent van de jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen, maar projecties van klimaatpanel IPCC gaan uit van tussen de 5 en 15 procent bij ongewijzigd beleid.

De stijging komt voor een belangrijk deel op het conto van inwoners van ontwikkelingslanden, voor wie vliegen eindelijk betaalbaar wordt. In 2017 hing een schamele 3 procent van de wereldbevolking in de lucht, de overige 97 procent kan niet wachten om te volgen. Vooral het aantal vakantievluchten neemt toe: nog maar een kwart van de vliegbewegingen is voor zaken. En dus roepen politici, wetenschappers en activisten op minder te vliegen en vaker te kiezen voor een vakantie dicht bij huis.

Het is maar zeer de vraag of dat een goed idee is. Verre reizen maken de wereld namelijk een betere plek, met name omdat ze de empathie voor andere mensen en culturen vergroot. In Enlightment Now (2018) wijst de Canadees-Amerikaanse psycholoog Steven Pinker drie oorzaken aan voor wat hij de ‘lange vrede’ is gaan noemen, de ongeëvenaarde daling van het aantal oorlogen, moorden en geweldsincidenten in de afgelopen zeventig jaar: geletterdheid, globalisering en reizen.

Klik hier om verder te lezen.

Paul Kingsworth

Interview met een afvallige milieuactivist

Laat je niet voor de gek houden, waarschuwt oud-milieuactivist Paul Kingsnorth: we zijn allemaal medeplichtig aan de ineenstorting van de aarde. ‘We moeten af van het idee dat er mensen zijn die het antwoord weten op onze problemen.’  

Door: Marco Visscher
Op: www.vn.nl

Tien jaar geleden leek zijn gelijk onomstotelijk bewezen. De wereldeconomie was in een kredietcrisis gestort en dankzij Al Gore’s klimaatfilm was de wereld wakker geschud voor een andere, naderende crisis. In Kopenhagen sloten wereldleiders een historisch klimaatakkoord.

Paul Kingsnorth had kunnen concluderen dat de groene boodschap die hij al zijn hele volwassen leven verkondigde eindelijk was doorgedrongen tot het hoogste politieke niveau. Jarenlang voerde hij campagnes voor milieugroepen, stond hij aan het roer van de redactie van  The Ecologist, destijds hét vlaggenschip van de milieubeweging, en zijn stem reikte tot op de televisie en in de grote internationale kranten. Maar in 2009 trok Kingsnorth een heel andere conclusie: de puinhoop in de wereld was te groot geworden.

Met een mengeling van frustratie en woede werkte hij aan een manifest getiteld  Onbeschaving. De crisis was niet louter economisch, ecologisch of politiek, stelde hij. Het probleem is dat we elkaar de verkeerde verhalen vertellen. Want we zitten midden in een totale ineenstorting: de eerste scheuren zijn zichtbaar en de aarde is niet meer te repareren. Het manifest was een oproep aan schrijvers en kunstenaars om hier eerlijk over te zijn. Met zijn jonge gezin verhuisde hij naar een afgelegen dorpje aan de Ierse kust, waar ze hun eigen voedsel verbouwen.

Tien jaar na het manifest ligt er een boek,  Bekentenissen van een afvallige  milieuactivist. In deze verzameling essays, uitgegeven door Atlas Contact, bepleit Kingsnorth een ‘planetair rouwproces’, zodat we ons verdriet om de ondergang van de aarde kunnen omzetten in een gezonde, persoonlijke relatie tot de natuur.

Klik hier om verder te lezen.

De meest kwaadaardige man

De conversatie staat op YouTube en je moet er even voor gaan zitten. Maar dan beleef je ook een debat tussen titanen. Vorige week ging de Amerikaanse psycholoog Steven Pinker in gesprek met de Israëlische historicus Yuval Noah Harari.

Door: Ralf Bodelier
Op: www.fd.nl

Pinker werd wereldberoemd met twee boeken over de vooruitgang; over de constante afname van ellende, van ziekten, natuurrampen, armoede en geweld. Ook Harari werd beroemd met twee boeken over de vooruitgang. Terwijl Pinker echter verwacht dat we die vooruitgang blijven boeken, ziet Harari het somber in. Mensen worden langzaam maar zeker ‘gehackt’ door algoritmes. We denken weliswaar dat we vrij zijn, maar steeds vaker worden we gestuurd door een combinatie van biotechnologie en informatietechnologie.

Een groot deel van het YouTube-debat draait om de gevaren van deze moderne technologie. Pinker beschrijft hoe zij mensen al eeuwenlang helpt om uit hun ellende te klimmen en vermoedt dat we onze technologie daarvoor in zullen blijven zetten. Harari zet daar het voorzorgsprincipe tegenover. ‘Stel je bent een ingenieur’, zegt hij. ‘Je staat op het punt om een nieuwe uitvinding te introduceren. Haal je dan de meest kwaadaardige man voor de geest die je je voor kunt stellen. Bedenk vervolgens wat hij met jouw uitvinding zou kunnen doen. Overweeg dan opnieuw of je deze uitvinding wel op de markt wil brengen.’

Klik hier om verder te lezen.

Nobelprijs voor randomista’s

De Nobelprijs voor Economie gaat naar Esther Duflo, Abhijit Banerjee en Michael Kremer. Zij worden daarmee onderscheiden voor hun “experimentele aanpak van het verlichten van wereldwijde armoede”. Hun werkwijze wordt gezien als baanbrekend, omdat ze het gerandomiseerde wetenschappelijke onderzoek uit de geneeskunde toepassen op de armoedebestrijding.

Hun aanpak sluit goed aan bij het ecomodernisme, dat een rationele, pragmatische aanpak van urgente problemen bepleit. In 2012 had Marco Visscher een interview met Duflo en schreef hij een achtergrondartikel over het werk van de zogeheten “randomista’s”. Met daarin de voorspellende woorden dat “een Nobelprijs volgens velen nog slechts een kwestie van afwachten is”. Dat artikel staat hieronder afgedrukt:

Door: Marco Visscher  

Madonna of Angelina Jolie zul je er vermoedelijk niet voor op je campagneposter krijgen, maar armoede aanpakken verloopt goedkoop en effectief via de bestrijding van intestinale wormen. Deze parasieten nestelen zich in de darmen, waar ze de gastheer beroven van essentiele voedingsstoffen. Kinderen in arme landen aan wie deze wormen zich geregeld opdringen, krijgen vervolgens te maken met bloedarmoede, algehele vermoeidheid en ondervoeding – en dat blijkt een enorme rem te zetten op hun vermogen om op latere leeftijd vooruit te komen.

Uit een onderzoek in Kenia blijkt dat schoolkinderen die twee jaar achtereen ontwormingspillen kregen, langer onderwijs genoten en betere cijfers haalden dan kinderen op vergelijkbare scholen waar deze pillen slechts een jaar werden verstrekt. Nu de onderzochte kinderen volwassen zijn, blijkt dat de ’twee-jaar-groep’ gemiddeld 20 procent meer verdient. Voor de onderzochte kinderen vertaalt dat ene extra jaar ontwormingspillen zich in 3269 dollar die zij over hun verdere leven meer verdienen. De kosten: 1,36 dollar per deelnemer per jaar.

Dit is wat je krijgt als je het minutieuze uitpluiswerk van statistici mengt met de idealen van armoedebestrijders. Het is het werk van een groep die de ‘randomista’s’ worden genoemd en die een spectaculaire opkomst beleven. Randomista’s testen de effectiviteit van hulpprogramma’s op een ongekend grondige wijze. Ze nemen een willekeurig (random) gekozen groep mensen in een gebied – dorpen in India, steden in Ghana, sloppenwijken in Indonesie – en vergelijken de resultaten van het programma met een controlegroep die niet deelnam of een ander hulpprogramma kreeg. Zo testen ze de impact van een goedbedoelde interventie, berekenen ze de kosteneffectiviteit en ontdekken ze hoe de hulp kan worden verbeterd.

De randomista’s – begonnen als een smalende benaming, maar inmiddels geadopteerd als geuzennaam – zouden het begin inluiden van ‘een nieuw soort economie’. Esther Duflo, een prominent vertegenwoordigster van de stroming, wordt al jarenlang zo zeer bedolven onder prijzen en onderscheidingen, dat een Nobelprijs volgens velen nog slechts een kwestie van afwachten is.

Haar boek is door de Financial Times uitgeroepen tot het beste businessboek van het jaar. Een columnist van die krant omschreef een vergelijkbaar boek (More than good intentions van Yale-econoom Dean Karlan) als ‘belangrijk’ en ‘boeiend’. Bill Gates, de rijkste armoedebestrijder ter wereld, heeft het werk van Duflo’s J-PAL – een onderzoekscentrum dat gerandomiseerd onderzoek gebruikt om problemen in ontwikkelingslanden aan te vechten – ‘enorm belangwekkend’ genoemd, omdat het ‘wetenschappelijk bewijs levert dat kan helpen om onze inspanningen tegen armoede doeltreffender te maken’.

Na een jarenlang slepend intellectueel debat over de zin en onzin van ontwikkelingshulp lijken de randomista’s die vermoeiende patstelling te doorbreken met een genuanceerde visie die het gesprek terugbrengt naar de kern van de zaak: de dagelijkse werkelijkheid van armoede. En daar weten we, zo blijkt, eigenlijk onthutsend weinig van. ‘Het is absoluut belangrijk dat we onze veronderstellingen over arme mensen onderwerpen aan objectieve gegevens’, zegt Paul Polak, die in zijn boek Out of poverty uitvoerig bericht over de talrijke persoonlijke ontmoetingen met arme mensen. ‘Gerandomiseerde studies zijn een immense verbetering.’

Voor iemand die wordt gezien als het boegbeeld van deze beweging oogt Esther Duflo met haar kleine postuur tamelijk onopvallend. Haar schichtige blik lijkt een afweermechanisme te zijn om een gesprek te vermijden. Maar als we tegenover elkaar zitten in de lobby van een hotel aan de Amsterdamse gracht – op bezoek vanwege de Nederlandse vertaling van Poor economics, uitgegeven door Nieuw Amsterdam als Arm en kansrijk – en ze eenmaal begint te praten, blijkt ze moeilijk te stoppen.

‘De grootste hindernis bij armoedebestrijding is de simplistische opvatting van arme mensen’, stelt ze met priemende ogen. Ze betoogt dat de anderhalf miljard wereldbewoners die onder de officiele armoedegrens leven, zijn verworden tot een clichebeeld: ze hebben de hele dag een rammelende maag, voelen zich te gammel om hard te werken, zijn uiterst vatbaar voor ziekten…

Als medeoprichter en directeur van J-PAL (voluit: Abdul Latif Jameel Poverty Action Lab), weet Duflo dat het anders is. In haar Franse tongval vertelt Duflo over een straatarme man in een afgelegen Marokkaans dorp die verzuchtte dat hij meer en lekkerder voedsel zou kopen als hij meer geld had. Niet zo vreemd; het grootste deel van het jaar had hij geen werk, omdat er in de wijde omtrek nu eenmaal niets te doen valt. Maar bij hem thuis bleken een televisie, schotelantenne en dvd-speler te staan. Waarom zou iemand met zo veel luxegoederen klagen dat hij niet fatsoenlijk eet? ‘Wat is er nu erger?’, vraagt Duflo uitdagend. ‘Om niet zo heel erg goed te eten, of om je dood te vervelen? Ik zou het laatste veel erger vinden, dus ik kan wel begrijpen waarom sommige arme mensen een televisie kopen.’

Maar Duflo hekelt niet alleen het beeld van arme mensen als hulpeloze slachtoffers, immer balancerend op de rand van de dood. Ze heeft ook iets tegen het beeld van de sterke ondernemer met gezonde wilskracht, die met toegang tot een banklening zichzelf uit de armoede kan werken. ‘Het is al net zo simplistisch om te denken dat iemand die arm is een ondernemer is’, zegt ze, waarbij ze met name kritiek uit op Muhammad Yunus, oprichter van de met de Nobelprijs voor de Vrede bekroonde Grameen Bank in Bangladesh.

Volgens Duflo zijn zo veel arme mensen ‘ondernemer’ uit noodzaak; ze kunnen geen normale baan vinden en hebben daarom een eigen zaakje – een zaakje dat overigens in werkelijkheid vaak weinig voorstelt en waarvoor ook maar weinig groeimogelijkheden bestaan. Duflo oordeelt hard: ‘Het idee dat we armoede kunnen oplossen door de ondernemingsgeest van arme mensen is misleidend.’

Met tientallen veelal jonge onderzoekers aan J-PAL, dat is gelieerd aan het vermaarde MIT in Cambridge, bekijkt Duflo tot welke gevolgen de maatregelen leiden die het leven van arme mensen moeten verbeteren. Een greep uit de verrassende resultaten van haar studies? Geef een kilo linzen aan ouders in afgelegen gebieden in India die komen opdraven om hun kind te laten vaccineren en liefst zes keer zo veel kinderen krijgen een prik die hen zal beschermen tegen veelvoorkomende ziekten. Roep voor het gezamenlijk beheer van een nieuwe waterput en uit naam van democratisering dorpsvergaderingen in het leven en voila, de lokale elite blijkt ineens meer en niet minder invloed te krijgen. Biedt de allerarmsten in China korting op rijst, zodat ze meer rijst gaan eten en het gevolg is – attentie alstublieft – dat ze juist mínder rijst eten… maar meer garnalen.

Hoe Duflo dat alles verklaart? ‘Mensen zijn onvoorspelbaar’, zegt ze een tikkeltje onverschillig. En: ‘Arme mensen hebben meer keuze dan we aannemen.’

Het zou voor iedereen beter zijn, meent ze, wanneer beleidsmakers rekening houden met de mogelijkheid dat ze die keuzevrijheid aanwenden voor iets wat vanuit een Westerse studeerkamer irrationeel lijkt. ‘Wie van armoede een karikatuur maakt, beledigt de intelligentie van arme mensen.’ Ziedaar het nut van gedegen onderzoek.

Enorm belangrijk’, zo roemt de Belgische wetenschapsfilosoof Jean Paul Van Bendegem de ‘ontdekking’ van het gerandomiseerde onderzoek met een controlegroep, enkele decennia geleden, in de medische wetenschap. Tegenwoordig is ze standaard onderdeel van wetenschappelijke experimenten in uiteenlopende gebieden. Ze wordt gezien als de beste manier om pak ‘m beet bijwerkingen van nieuwe medicijnen aan het licht te brengen, het succes van een innovatie in het onderwijs te beoordelen, of de rehabilitatie van ex-gedetineerden te bestuderen.

Van Bendegem – hoogleraar logica en wetenschapsfilosofie aan de Vrije Universiteit Brussel en erevoorzitter van de Studiekring voor Kritische Evaluatie van Pseudowetenschap en het Paranormale, SKEPP – is niet verbaasd dat de methode nu wordt toegepast in de economie. ‘Modellen, ook macro-economische, zijn soms schitterend bedacht,’ zegt hij, ‘maar in de praktijk ontstaat vaak een heel ander beeld. De aandacht wordt nu zeer terecht verlegd van modellen naar de echte wereld.’

En nu heeft het gerandomiseerde onderzoek zijn weg gevonden naar het ontwikkelingswerk. Daar waakt het voor de neiging van onderzoekers om zich, soms ongemerkt en onbewust, bij de bepaling van succes te laten leiden door een zekere vooringenomenheid over het verloop. Bovendien is het vaak lastig om een enkele oorzaak aan te wijzen voor een bepaald gevolg. Immers, wie kan garanderen dat het vaccinatieprogramma de algemene gezondheid in een gebied heeft verbeterd als er rond dezelfde tijd ook een nieuwe waterput is geslagen, die ervoor heeft gezorgd dat minder mensen water uit de vervuilde rivier haalden?

Paul Polak twijfelt aan de interesse in dit soort studies. ‘Waarom zou iemand oprecht geïnteresseerd zijn om uit te vogelen of hulp werkelijk succesvol is?’ Polak kan het weten. Voordat hij directeur van Windhorse International werd – waarmee hij in opkomende markten technologieen introduceert die praktisch en betaalbaar moeten zijn voor klanten die minder dan twee dollar per dag verdienen – had hij ruim twintig jaar in de psychiatrie gewerkt. Als hoofd van het onderzoeksteam bij een instituut voor geestelijke gezondheid in zijn woonplaats Denver heeft Polak diverse gerandomiseerde onderzoeken geleid. En hij weet dus ook dat ze bij de gevestigde orde doorgaans weinig steun genieten vanwege het afbreukrisico. Dat is volgens hem waarom ‘doorgaans erg weinig wordt gedaan om te meten wat wel en niet werkt’, of dat nu bij psychiatrische behandelingen is of bij interventies in de naam van internationale ontwikkeling. Ideeën die gangbaar en modieus zijn, worden nu eenmaal zelden kritisch beschouwd.

Bjorn Lomborg, bekend van zijn geruchtmakende boek The skeptical environmentalist, kan dat beamen. Lomborg is oprichter en directeur van de Copenhagen Consensus Center, dat via een koele kosten-batenanalyse aangeeft hoe de aanpak van mondiale problemen kan worden verbeterd. ‘Omdat het bewijs voor veel beleidsmaatregelen niet zo goed is als het kan en moet zijn,’ zegt hij, ‘helpt het werk van Duflo om een beter beeld te krijgen van wat nodig is’.

Maar hoewel de randomista’s naadloos lijken aan te sluiten op een moderne behoefte, zijn er critici die de lofzang voor hun werk temperen. Veruit de meeste kritiek betreft de overschatting van de waarde die aan hun onderzoeken wordt toegekend. Zoals Polak zegt: ‘Gerandomiseerde onderzoeken zijn geen oplossing voor alles.’

Er zijn soms ook andere – lees: simpelere, goedkopere – manieren om hetzelfde te ontdekken. De resultaten van een jarenlange studie kunnen voor beleidsmakers absurd triviaal zijn. Ze kunnen bovendien plaats- en cultuurgebonden zijn, waardoor een bewezen succesvolle interventie elders kan falen. En het is naïef te veronderstellen dat een studie automatisch politici zal aansporen verstandig beleid te voeren.

De Britse linkse commentator Daniel Ben-Ami, auteur van Ferraris for all, heeft andere redenen om het werk van de randomista’s ‘uiterst problematisch’ te noemen. Volgens hem zijn Duflo en co de ‘belichaming van onze lage verwachtingen’ op het gebied van armoedebestrijding. De ontwikkeling die Ben-Ami graag zou zien, is het ambitieuze proces om van een arm land een rijk land te maken, zoals is gebeurd in delen van Azie waar de uitgesproken wens om welvarend te worden volgens hem de motor is geweest achter de immense groei in de afgelopen decennia.

‘In plaats van deel te nemen aan een publiek debat over wat er nodig is voor een economische transformatie van derdewereldlanden, proberen de randomista’s alleen maar om de scherpe randjes van armoede er een beetje af te halen’, zegt Ben-Ami. ‘Maar wanneer je verwachtingen zo laag zijn, is het niet erg waarschijnlijk dat je veel zult bereiken. In feite zou jouw werk wel eens een barriere kunnen worden voor grotere, meer stoutmoedige initiatieven.’

Duflo haalt haar schouders op bij de kritiek. Niet omdat ze zich erboven verheven voelt, maar omdat ze ook wel beseft dat haar bijdrage aan de wereld niet perfect is. De kritiek ziet ze vooral als een signaal dat meer onderzoek nodig is en dat nog veel meer mensen zich moeten mengen in de strijd tegen armoede.

Omdat niemand het recept tegen armoede kent, volgt Duflo een pragmatische aanpak: ‘We kunnen ons beter concentreren op wat we hier en nu kunnen doen, zonder de hele tijd te worden ontmoedigd’, zegt ze, terwijl ze een lichte toon van irritatie niet kan onderdrukken. ‘In ieder geval weten we hoe we kunnen leren over verbeteringen die vandaag al kunnen worden gemaakt. Ik denk dat sommige mensen daarmee bezig moeten zijn en dat is wat ik doe.’

Van Bendegem twijfelt er niet aan dat het gerandomiseerde onderzoek in de ontwikkelingseconomie in de komende jaren net zo belangrijk gaat worden als in de geneeskunde. ‘Wie beleid uitstippelt,’ zegt hij, ‘moet met argumenten komen en in de moderne maatschappij staan wetenschappelijk onderbouwde argumenten aanzienlijk sterker.’ Hij verwijst naar de trend die wordt gevangen in het modieuze begrip evidence-based policy, waarbij politici verwijzen naar wetenschappelijke kennis ter rechtvaardiging van hun voorstellen.

De regering van Kenia heeft in elk geval geluisterd naar de wetenschappelijke bevindingen van Duflo. Schoolkinderen worden tegenwoordig systematisch ontwormd. Het is een beslissing die het leven van miljoenen mensen zal verbeteren.

Dit artikel verscheen het eerst in de bijlage van Ode in NRC Handelsblad, maart 2012, onder de kop “Armoede is niet wat het lijkt”.

Klimaatstaker, hou ook eens rekening met de energiebehoefte in de Derde Wereld

Vrijdag wordt wereldwijd gestaakt voor het klimaat, ook in Den Haag. In een essay in De Volkskrant overpeinst filosoof Ralf Bodelier hoe de klimaatverandering aangepakt kan worden, zonder de energiebehoeften van de allerarmsten ter wereld te vergeten.

Klimaatstaker, hou ook eens rekening met de energiebehoefte in de Derde Wereld

Beste klimaatstaker,

Met miljoenen anderen wereldwijd, demonstreert u vrijdag tegen een verdere opwarming van het klimaat. En dat is fantastisch. Bijna veertig jaar geleden demonstreerde ik met miljoenen anderen, ook wereldwijd, tegen kernwapens. Hoewel het aantal kernwapens aanvankelijk nog opliep tot boven de zestigduizend, daalde dat aantal vervolgens tot rond de tienduizend. Dat zijn er nog tienduizend teveel, maar die afname laat wel zien dat inzet loont.

Door: Ralf Bodelier

Omdat actievoeren helpt, liep ik afgelopen maart ook mee in de klimaatmars van Amsterdam, en vrijdag zal ik dat opnieuw doen. Want ook deze keer gaat het lukken. Uiteindelijk zal de uitstoot van broeikasgassen afnemen. Uiteindelijk krijgen we de klimaatverandering, of in elk geval de gevolgen ervan, onder controle. Door nu met zovelen overeind te komen, voelen we dat we er niet alleen voorstaan. En door zelf actie te ondernemen, inspireren we talloze anderen. Wie weet, haken zij een volgende keer ook aan.

Nu schrijf ik deze brief niet alleen om ons een hart onder de riem te steken. Ik zou graag uw aandacht willen voor een thema dat tijdens deze klimaatacties te weinig aan de orde komt. En dat is de behoefte aan moderne energie van honderden miljoenen extreem arme mensen wereldwijd. Van mensen die niet alleen het meest kwetsbaar zijn voor de grillen van het klimaat, voor droogtes, stormen, overstromingen en hittegolven, maar die ook de minste mogelijkheden hebben zich daartegen te beschermen.

Net als wij, hebben ook zij dijken, stormkeringen en early warning systems nodig. Ook de armsten verlangen naar irrigatie en drainage, vocht- en droogtebestendige gewassen, stevige huizen en goede ziekenhuizen. En dat alles nu, krijgen zij alleen wanneer zij de beschikking krijgen over heel veel meer energie. In arme landen moet de productie van energie gigantisch worden opgevoerd.

Klik hier om verder te lezen.

Honger neemt toe, het slechtste nieuws in tijden

De strijd tegen honger en de strijd tegen klimaatverandering gaan niet goed samen. Dat moet beter, betoogt Ralf Bodelier in De Volkskrant.

Honger neemt weer toe. En dat is het slechtste nieuws in tijden

Mensen die ondervoed zijn, kunnen minder hard werken, denken en studeren. Hun lichaam en geest raken niet vol-groeid. Tien miljoen mensen sterven jaarlijks omdat ze te arm zijn om te leven. In 2017 hadden bijna 821 miljoen mensen honger. Dat waren er 37 miljoen meer dan in 2015, blijkt uit een recent rapport van een aantal VN-organisaties.

Door: Ralf Bodelier

Enkele jaren lang dachten we nog dat honger rond 2030 de wereld uit zou zijn. In 1990 was 19 procent van de wereldbevolking ondervoed, en in 2015 was dat percentage gedaald tot 10,6 procent. Helaas zitten we nu weer op 10,9 procent. En er is niemand die weet of het een tijdelijke hobbel is of dat de tendens structureel de verkeerde kant uit buigt. Juist in Afrika ging het beter: sinds 1990 halveerde hier het percentage hongerigen. Nu rukt juist in Afrika de honger weer op. In Azië en Latijns-Amerika zette de daling verder door.

Het VN-rapport komt ook met verklaringen. Een van de belangrijkste is de toename van extreem weer. Boeren worden vaker getroffen door overstromingen en droogten, waardoor ze minder voedsel produceren dan nodig is om de bevolking te voeden. In veel Afrikaanse landen ontbreekt het aan de technologie die de landbouw in rijke landen zo weerbaar maakte. Aan irrigatie, drainage, kunstmest, aan gewasbeschermingsmiddelen, aan vervoer- en opslagsystemen en aan zowel droogte- als waterbestendige plantenrassen.

Wil Afrika de honger weer terugdringen, dan zal ook Afrika zich los moeten maken van de nukken van het klimaat. Het VN-rapport constateert dat stevig moet worden ingezet op ‘klimaatadaptatie’ om landbouw ‘klimaatbestendig’ te maken. En wij, rijke westerse landen, zouden er alles aan moeten doen om deze klimaatbestendigheid in Afrika te bevorderen.

Klik hier om verder te lezen.

Afrikaans dorp gebruikt gentechmuggen tegen malaria

In de strijd tegen malaria grijpt het West-Afrikaanse Burkina Faso naar radicale middelen: het land wil genetische modificatie inzetten om de malariamug te laten uitsterven.

Door: Hidde Boersma
Op: www.volkskrant.nl

Het is half 7 ’s ochtends als de 5-jarige Osman Balama binnenkomt met zijn moeder in het staatsziekenhuis van Bobo-Dioulasso, de tweede stad van het Burkina Faso, in West-Afrika. Hij voelt zich al een paar dagen niet lekker, eet weinig en slaapt veel, en zijn moeder vermoedt dat hij malaria heeft opgelopen. De wachtkamer zit vol met moeders en oma’s met jonge kinderen op schoot, allemaal met dezelfde vermoeide blik als Osman. ‘Het regenseizoen is begonnen’, zegt chef de clinique Sami Palm. ‘Dat betekent meer muggen, ik weet zeker dat vrijwel iedereen hier malaria heeft.’

Osmans gezicht vertrekt als de dokter een prikje in zijn wijsvinger zet, de vrijgekomen druppel bloed opvangt en aanbrengt op een witte detectiestrip. Een paar seconden later bevestigen twee rode lijntjes op de strip het vermoeden van Palm: malaria. Met een setje pillen stuurt hij Osman naar huis. ‘Hij hoeft niet in het ziekenhuis te blijven, omdat hij niet overgeeft en niet erg ziek is. Over een paar dagen voelt hij zich weer beter’, zegt Palm. Moeder en zoon vertrekken zonder af te rekenen: de Burkinese overheid betaalt de behandeling van kinderen van 5 jaar en jonger.

Niet iedereen heeft zoveel geluk als Osman. Jaarlijks sterven wereldwijd nog steeds ruim 400 duizend mensen, vooral jonge kinderen, aan malaria, dat veroorzaakt wordt door de plasmodiumparasiet die zich in muggen schuilhoudt en zich bij een steek in de bloedbaan katapulteert. Lang leek de wereld op weg de strijd tegen malaria te winnen: in 2000 stierven nog 840 duizend mensen aan de ziekte. Maar na een dal in 2015 neemt het aantal patiënten de laatste vier jaar langzaam weer toe. Vooral in sub-Sahara Afrika stagneert de vooruitgang. ‘We krijgen steeds meer problemen met resistentie, zowel van de parasiet die de medicijnen weet te pareren, als van de mug die ongevoeliger wordt voor de insectenverdelgers waarmee klamboes worden geïmpregneerd’, zegt Palm. ‘Bovendien bereiken we veel afgelegen gebieden niet.’

Klik hier om verder te lezen.