Tolkien, Indianen en het paradijs: Hoe we denken over milieu

Een gesprek met milieuhistoricus Wybren Verstegen

>> Beluister of bekijk de hele podcast met Wybren Verstegen op Spotify, Soundcloud of YouTube.

Onze zorgen over het klimaat en over vervuiling zijn diepgeworteld. Ze gaan terug op oude ideeën over tijden waarin de natuur ongerept was en over volkeren die in harmonie leefden met hun omgeving. Dat besef leidt tot prangende vragen: willen we de aarde redden, of willen we vooral dat de mens verandert? Waarom is er zo weinig aandacht voor technische oplossingen? Wat wíl de milieubeweging eigenlijk? 

Het zijn vragen die Wybren Verstegen al heel lang bezighouden. Wybren, nu met pensioen, doceerde milieugeschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij is auteur van Vervuiling van het milieudebat en co-auteur van Groene geschiedenis van Nederland

Onlangs ontving Marco Visscher hem bij Welkom in het Antropoceen, de podcast van WePlanet Nederland en Ecomodernisme.be. Hieronder volgt een verkort en geredigeerd transcript van een interview dat in zijn geheel is te beluisteren via Spotify, Soundcloud of YouTube (met beeld). De illustraties, geselecteerd door Wybren, zijn van Momus. 

In harmonie met de natuur

Marco Visscher: Jouw missie in dit leven, schreef je eens, is “het milieudebat weer met beide benen op Moeder Aarde te krijgen”. Wat bedoel je precies? En hoe helpt het vak milieugeschiedenis daarbij? 

Wybren Verstegen: Ik had geluk toen mij dertig jaar geleden werd gevraagd om dit vak te geven dat toen nieuw was. Ik mocht een heleboel lezen en er zelf wat van maken. Ik liep tegen een boek aan van Anna Bramwell: Ecology in the 20th Century. Ik dacht: dat zal wel een boek zijn over twintigste-eeuwse milieuproblemen, maar het bleek te gaan over de ideeëngeschiedenis achter de milieubeweging. Het ging over James Joyce, over Tolkien, over Tolstoj, over Spengler, over van alles en nog wat, maar vooral ideeën van allerlei mensen die helemaal in de Europese en Amerikaanse cultuurgeschiedenis zitten, maar die je niet direct koppelt aan natuur en milieu. 

Neem Tolkien. Aan het eind van zijn Lord of the Rings-boeken komen de Hobbits terug in de Gouw. De Hobbits zijn “de Goeden” en thuis in de Gouw treffen ze een slecht mens, die is daar bezig met industrie met vieze rook, dus die moet eruit. Bij Tolkien vinden we al hetzelfde anti-industriële sentiment dat ook bij de moderne milieubeweging zit. 

Bij Tolkien vind je ook sprekende bomen. In de milieubeweging kwam later een hele cultus rondom bomen, met prinses Irene bijvoorbeeld die met bomen ging praten. 

Is dat niet gewoon een symbool? De natuur leeft en Tolkien, schrijver van fantasyboeken, bedenkt dat ze een stem hebben.

Waar het om gaat, is dat zijn verhalen grote groepen mensen aanspreken. Mij ook. Ik heb Tolkien misschien wel tachtig keer gelezen, ik vind het geweldig. Waarom spreekt zoiets nou aan? De verhalen van Tolkien hebben een paar elementen die wijzen op een verlangen om terug te keren naar het land, terug naar het traditionele boerenbestaan. Anna Bramwell heeft dat overigens zelf geprobeerd en kwam met een kater terug: dat is veel te zwaar werk.

Werk op het land, bedoel je?

Ja, werken op het land is heel, heel zwaar. Toch zie je in het denken over milieu het idee dat het leven op het platteland goed is. Of je gaat verder terug, naar een nog oudere fase in de geschiedenis: de oertijd, de tijd van de jager-verzamelaar. In het milieudenken worden die vorige beschavingen gebruikt als een soort spiegel: kijk, tóen deden we dingen goed die we nú verkeerd doen, wij zijn vervreemd van de natuur.

‘Werken op het land is heel, heel zwaar. Toch zie je in het denken over milieu het idee dat het leven op het platteland goed is’

Dat spiegelen is niet zo gek. Zo’n tweehonderd jaar geleden kwam industrie op. Dat werd een radicale breuk in de menselijke geschiedenis. Dingen werden technologisch, kunstmatig, de mens nam controle. Dan is het niet zo gek dat je interesse krijgt in hoe het ooit was. 

Als je in de spiegel kijkt, moet je refereren aan een historische werkelijkheid. De opkomt van de industrie is inderdaad een breuk met het verleden, maar dat betekent niet dat het leven ervóór ideaal was en dat we het daarná hebben verknald. Bramwell beschrijft hoe die pre-industriële beschavingen eruit zagen en dat zit vaak heel anders dan we denken. Oervolkeren blijken een soort grabbelton. Over datgene wat je zélf goed vindt, ga je zeggen: kijk, dat hadden zíj ook! In werkelijkheid was dat lang niet altijd het geval. 

Geef eens een voorbeeld.

Neem het idee dat Indianen zouden leven in harmonie met de natuur. Nou, sommige Indianen wel, inderdaad, maar andere Indianen niet. Zeker in het noordwesten van de Verenigde Staten kwamen heus Indianenstammen voor die heel goed in staat waren om te leven in een soort balans met de natuur, maar ook heel veel stammen die dat níet deden. 

Het is bekend dat sommige Indianenstammen in Noord-Amerika hun leefgebied totaal hebben kaalgeslagen en ontbost. Ze moesten hun gebied verlaten, want alles was op. Deze Indianen hebben het milieu gemanipuleerd. Eén van de theorieën waarom er in de negentiende eeuw aanvankelijk zoveel bizons waren, is dat Indianen ervoor wilden zorgen dat er heel veel weidegrond ontstond, zodat ze vervolgens op de bizons konden jagen, die ze gebruikten voor van alles en nog wat.

‘Dat beeld van “de Indiaan” met een diep besef van ecologische verantwoordelijkheid is een beeld dat voor sommige mensen goed uitkomt’

In Vervuiling van het milieudebat beschrijf je hoe dat ging. Met fakkels jaagden ze die bizons op en lieten ze in het ravijn storten. Daar namen ze dan wat voor hen nuttig was: hun vacht om warm te blijven, het vlees om op te eten, en de rest, tja, ach, dat lieten ze gewoon liggen. 

Precies. Dus dat beeld van “de Indiaan” met een diep besef van ecologische verantwoordelijkheid is een beeld dat voor sommige mensen goed uitkomt. Maar in werkelijkheid was “de Indiaan” daar niet mee bezig. Zo is mythevorming ontstaan. Heel beroemd is de vermeende toespraak van Chief Seattle, een Indiaan die halverwege de negentiende eeuw gezegd zou hebben: kunnen wij de lucht bezitten, kunnen wij de aarde bezitten? Die woorden staan op posters en T-shirts die je kunt kopen bij Amerikaanse milieuorganisaties. De werkelijkheid is hilarisch. In de jaren zeventig heeft een scenarioschrijver in Hollywood die woorden in de mond van de Indiaan gelegd.

Er was wel degelijk een Chief Seattle die een toespraak gaf, maar die ging over iets heel anders, toch?

Ja, de Chief was een slavenhouder – wat natuurlijk ook niet de bedoeling was – en in een speech gericht aan de blanken vroeg hij of hij op zijn oude dag kon worden beschermd tegen concurrerende Indianenstammen die wraak wilden nemen en zijn grondgebied wel zagen zitten! 

Wat ik wil zeggen, is dat “dé Indiaan” niet meer is dan een projectie. En zo is het ook met de agrarische samenlevingen van vroeger, alsof het eenvoudige, kleinschalige boerenleven zo gezond was. Dat was het niet, niet voor de mensen en ook niet voor de dieren. Vóór de bio-industrie was het leven van dieren ook niet best, zoals we weten van de verschrikkelijke veepest in de achttiende eeuw. Het ideaal bestaat in het hoofd, niet in het verleden.  

‘De mens heeft altijd al de natuur gemanipuleerd er bestaat feitelijk geen oernatuur meer, zeker sinds de ontdekking van vuur’

Hoe verklaar je dat we het idee hebben dat we vroeger in harmonie met de natuur leefden? Waar komt dat vandaan? Waarom is het zo lastig om dat beeld in overeenstemming te brengen met de historische werkelijkheid? 

Het idee is heel oud. Ik ben geen psycholoog, maar ik weet wel dat we op allerlei vlakken het idee tegenkomen dat er ooit een tijd moet zijn geweest die goed was en waar we naar terug willen. We zien het bij het geloof over Adam en Eva die in het paradijs leefden. We zien het bij onze eigen persoonlijke ontwikkeling, waarbij we bewust van onszelf worden en de kindertijd verlaten. 

De ideeën zien we vandaag ook bij natuurbeheer. Er is een vaag besef van een soort referentiepunt in het verleden, waarop de natuur goed was, waarna we zijn afgedwaald en nu zoeken naar herstel van de natuur. Maar als ecologisch historicus kan ik laten zien dat de mens altijd al de natuur heeft gemanipuleerd en dat er feitelijk geen oernatuur meer bestaat, zeker niet sinds de ontdekking van het vuur. 

En toch willen we het: natuurherstel, repareren wat is misgegaan. 

Tolkien laat zien dat we ons tegen het kwaad verzetten, zodat de generaties ná ons weer opnieuw kunnen beginnen, met een schone lei. Het ideaal van een schone omgeving zit diep in ons. De lucht, het water, de wereld: alles moet weer schoon worden, zoals het ooit was, ongerept. 

Dat is natuurlijk slechts een idee, want historisch zeer onjuist. Kijk om je heen. De samenleving is ingebed in een lange geschiedenis, zeker in Nederland, dat bestáát dankzij mensenwerk.

Weg met de consumptiemaatschappij

Veel mensen zullen de geboorte van de moderne milieubeweging plaatsen in de jaren zestig of zeventig. Waarom was toen het moment dat die beweging ontstond en uitgroeide tot een heel krachtige speler in onze burgersamenleving?

Al eerder waren er zorgen over de natuur. Amerikaanse wetenschappers waarschuwden in de negentiende eeuw voor de erosie die ontstond door grootschalige bomenkap. Daarvóór ging het bijvoorbeeld al over de kaalslag op tropische eilanden, over de schade in de omgeving van zilvermijnen, of over de ontbossing waardoor er geen scheepsvloot meer kon worden gebouwd. 

In de twintigste eeuw zagen we een versnelling van die zorgen, die sterk was gekoppeld aan de opkomst van de consumptiemaatschappij. Een Zwitsers historicus noemde dat “het jaren vijftig-syndroom”. De schaal waarop het milieu werd vervuild, was toen zo enorm, dat stap voor stap een maatschappelijke beweging ontstond. De voornaamste drijfveer waren de zorgen over goedkope energie, want zonder goedkope energie heb je geen consumptiemaatschappij. 

Goedkope energie werd de boosdoener? 

Precies. En dan komt kernenergie om de hoek kijken. In de jaren zestig was de Sierra Club, Amerika’s grootste en oudste natuurorganisatie, voorstander van kernenergie. Waarom? Als je kerncentrales hebt, hoef je geen waterkrachtentrales te bouwen. En de stuwmeren die je nodig hebt voor waterkracht zijn ecologisch en biologisch gezien de dood in de pot. Als milieubeschermer wil je geen grote waterkrachtcentrales. “Atoms Not Dams”, zei de Sierra Club. 

Maar de steun voor kernenergie sloeg om rond 1970. De milieubeweging wilde geen kerncentrales, want met zoveel goedkope kernenergie zou de consumptiemaatschappij alleen maar verder groeien en zou de natuur nog meer worden vernietigd. Dat is een interessante draai. Want dan gaat het bij de milieubeweging dus om iets anders.

‘Als kerncentrales onbeperkt goedkope energie leveren, hoeven wij niet te veranderen. Dan hoeven we niet in harmonie te leven met de natuur’

Wat bedoel je precies?

Als kerncentrales onbeperkt goedkope energie leveren, hoeven wij niet te veranderen. Dan hoeven we niet zuinig te zijn. Dan hoeven we niet in harmonie te leven met de natuur. Waarom zouden we ons dan nog gaan inspannen voor een duurzame samenleving? Dáárom mag kernenergie niet. 

Kernenergie mag niet omdat het een oplossing is? 

Frans Timmermans liet dat blijken in het verkiezingsdebat met Omtzigt. Waarom geen kernenergie? Ik zat op het puntje van mijn stoel. “Dan gaat iedereen achteroverleunen”, zei Timmermans. Hij bedoelde: met kerncentrales wordt het wel héél makkelijk om klimaatverandering tegen te gaan. 

In 1972 schreef de Club van Rome in het rapport Grenzen aan de groei over de uitstoot van broeikasgassen. Er staat een keurig grafiekje in over de toename van die uitstoot, waarbij staat: “We moeten hopen dat we op tijd voldoende kerncentrales hebben om ecologische schade te voorkomen.” Nou, die fraaie zin is volkomen geneerd door iedereen die het daarna nog over de Club van Rome had, want kernenergie? Dat is natuurlijk niet de bedoeling! De diepere achtergrond is dat kernenergie zo onbeperkt is. Waarom zouden we nog de consumptiemaatschappij moeten afbreken als we met kerncentrales het klimaat niet veranderen?

‘De milieubeweging kijkt met een ethische blik naar milieuproblemen, de consument zet in op de technische kaart’

Misschien hebben sommige mensen in de milieubeweging uiteindelijk minder op met het milieu, maar vinden zij vooral dat de mens moet veranderen. Wij mensen hebben een zieke maatschappij ontworpen met al die consumptie en al die techniek. Zo is het leven niet bedoeld, vinden zij. 

Er wordt een toekomstbeeld geschetst waarbij alles wat zíj erg vinden steeds erger wordt, zodat wíj ophouden met onze consumptie. Overigens, ergens ben ik daar wel voor. Een beetje rustiger zou wel eens mogen. Maar: wat heb je dan te bieden? 

Het antwoord is: als wij de consumptiemaatschappij achter ons kunnen laten, maken wij een samenleving die stabiel is, rustig, minder gejaagd, minder vergiftigd. Ze hebben het over een ecotopia, een utopische eco-samenleving. Kleinschalig, dus niet dat grote van steden en fabrieken, maar alles op bescheiden schaal met kleine, zelfvoorzienende boerenbedrijven. 

En de energie? Een zonnepaneel, een windmolen: dat is natuurlijk en je kunt je nog wel voorstellen hoe dat werkt, dus: wind is goed, zon is goed. Maar een kerncentrale is zo’n groot ding, zo industrieel, dat past niet in het plaatje. Small is beautiful. Het klinkt aantrekkelijk, verleidelijk, sympathiek. Maar als we denken op de schaal van de wereld is het niet heel realistisch. 

Dus is er binnen de milieubeweging weinig aandacht voor technieken die een specifiek probleem oplossen, want er is vooral interesse in een zekere maatschappijkritiek, in ideeën over hoe de mens moet leven. 

De milieubeweging kijkt met een ethische blik naar milieuproblemen, de consument zet in op de technische kaart. Dus als auto’s vieze uitlaatgassen hebben, dan wil de milieubeweging dat we allemaal de auto aan de kant doen, maar de consument wil gewoon een auto zonder vieze uitlaatgassen. Dan is het probleem verholpen. 

Nee, dan slibben de steden dicht, zegt de milieubeweging. Want als we allemaal elektrisch rijden, staan we nog steeds in de file, dus we moeten de auto wegdoen. Oh, denkt de consument, dan moeten er in de binnenstad autovrije zones komen met een parkeerplek aan de rand van de stad. 

De consument wil oplossingen voor individuele problemen, die wil niet het consumptiepatroon veranderen.

Groen kolonialisme

Bij de boekpresentatie van Ecomodernisme in 2017 zei jij op het podium dat wij ecomodernisten er te gemakkelijk vanuit gaan dat economische groei in arme en opkomende landen zal leiden tot een grotere maatschappelijke druk op de politiek om via slim beleid en schone innovaties beter te zorgen voor het milieu, zoals is gebeurd in de westerse wereld. Jij zei dat wij in het westen hebben geléérd om zorgzaam te zijn voor de natuur, en dat het onbewezen is dat andere culturen dat ook zullen doen. Ik heb daar nog vaak aan gedacht. Wil je dat punt hier nog eens maken? 

In een ander boek van haar, The Fading of the Greens, stelde Anna Bramwell: “If the West doesn’t go green, nobody else will.” Het denken over schone natuur is heel westers. Wij zoeken en grasduinen of we bij het ook vinden bij het boeddhisme, bij de Japanners, in Afrika of bij de Indianen, maar nee, het idee is heel westers. De overtuiging bij de ecomodernisten dat anderen de natuur óók willen gaan beschermen, is geen gegeven. Dat moeten we nog maar zien. 

Dit geldt overigens voor meer dingen. “If the West doesn’t go democratic, nobody else will.” We kunnen heel erg afgeven op wat het Westen gedaan heeft en ik heb lang genoeg geschiedenis gedoceerd om te weten wat er allemaal verkeerd ging. Maar er zijn ook westerse ideeën die we volgens mij wel degelijk moeten uitdragen, want dat gaat op andere plekken niet vanzelf. Het is niet zo dat iedere andere cultuur de natuur mooi vindt en wil beschermen. We moeten dat idee verspreiden.

‘Het is niet zo dat iedere andere cultuur de natuur mooi vindt en wil beschermen. We moeten dat idee verspreiden’

Is dat niet een nieuw soort kolonialisme? Een kolonialisme van groene ideeën?

Ik heb daar niet meteen een fantastisch antwoord op. Ik weet wel dat het Wereld Natuur Fonds heeft moeten leren om de lokale bevolking erbij te betrekken als het ergens een safaripark wil behouden om de teloorgang van de olifant te stoppen. Je moet de mensen niet dat gebied uit sturen. Je moet ze opnemen in het alternatief. 

Als jij als westerling wil dat die olifanten daar blijven bestaan, moet je ervoor zorgen dat je de bevolking erbij betrekt en er baat bij heeft, want ze gaan niet zelf zeggen: “Goh, wat mooi zeg, olifanten.” Dat kan je kolonialisme noemen, prima. Los het maar op met je geweten. Maar wil je nu dat olifanten blijven bestaan, of laat je het op z’n beloop? 

Westerse overheden en westerse milieugroepen proberen te voorkomen dat Afrikaanse boeren gebruikmaken van moderne landbouwmethoden, zoals genetische modificatie. De Wereldbank en andere Westerse instituten financieren niet langer de bouw van kolen- en gascentrales of kerncentrales. 

Ik denk dat dat ook wel gebeurt, ja. Ik denk dat je heel erg moet opletten wat je doet. Het kan ook veel te snel gaan. Er is een berucht voorbeeld van Sri Lanka waar de regering in één klap van kunstmest af wilde. Dat werd een ramp. Honger, chaos! Zoiets kan je niet in één keer doen en dan hopen dat het daar net zo gaat als  hier. 

Het Westen bepaalt welke technologie wel en niet geschikt is voor mensen verder weg. Dat gaat niet in overleg. Dat is groen kolonialisme genoemd. 

Als je dat groen kolonialisme wil noemen, heb je gewoon een punt. Maar te vaak wordt er dan een fout gemaakt. Er wordt dan gedacht: het Westen heeft het gedaan, het Westen is de kwaaie Pier. Ofwel, de anderen zijn dat niet. Dat is een herhaling van het idee dat het Westen de natuur heeft vernaggeld, en de anderen niet. Dat is flauwekul. 

>> Beluister of bekijk de hele podcast met Wybren Verstegen op Spotify, Soundcloud of YouTube

Politieke partijen langs de meetlat van groen en groei

We wagen ons aan een ecomodernistische blik op de verkiezingen. Met dank aan ChatGPT. 

Door Hidde Boersma, Joris van Dorp, Joost van Kasteren, Olguita Oudendijk, Roman van Ree, Marco Visscher en Gijs Zwartsenberg 

 

Wat doe je straks in het stemhokje als je ruimte wil scheppen voor meer natuur en biodiversiteit? Als je een voedselrevolutie wilt met minder vlees en meer eiwitten uit micro-organismen? Als je klimaatverandering wil tegengaan met een schone, betaalbare energievoorziening? Als je streeft naar meer waardering van technologie en innovatie? Als je een overheid wil die de omvang van problemen erkent en werkt aan pragmatische oplossingen? 

Ofwel: wat doe je als ecomodernist bij de Tweede-Kamerverkiezingen op 22 november? WePlanet Nederland zocht het uit. 

Liever gezegd: we lieten het uitzoeken door ChatGPT, de befaamde chatbot die werkt met kunstmatige intelligentie. Wij vroegen aan ChatGPT om de programma’s van politieke partijen te toetsen op het Ecomodernistisch Manifest uit 2015. Een essentiële waarde uit het ecomodernisme is het streven naar ‘ontkoppeling’, waarbij de menselijke impact op het milieu afneemt, terwijl er nog altijd sprake is van economische groei. 

>> Luister de podcast: Politieke partijen langs de meetlat van groen en groei

Via ChatGPT zochten we in de partijprogramma’s naar de mate waarin problemen als milieuvervuiling en verlies van biodiversiteit werden erkend. Vooral keken we naar de mate waarin een combinatie van technologie en beleid wordt gezien als een bewezen manier om landgebruik te minderen en ruimte voor natuur te scheppen. Verder keken we of er erkenning is van de rol die de overheid moet spelen om te komen tot een effectieve aanpak van milieuproblemen, zoals via regulering van vervuiling en stimulering van schone innovatie. 

Concreet nu. Bij klimaatbeleid keken we specifiek naar de mate waarin kernenergie wordt ondersteund als deel van een CO2-vrije energiemix. Bij landbouwbeleid keken we naar de mate van steun voor nieuwe genetische technieken zoals CRISPR-Cas, waarmee gewassen minder pesticiden nodig hebben en beter worden beschermd tegen extreem weer. 

En, wat bleek? Ga er maar even voor zitten. 

 

Landbouw en natuur 

Landbouw moet helemaal anders. In partijprogramma’s duiken de nodige termen op die duidelijk moeten maken waar het dan heen moet. GroenLinks-PvdA wil weg van schaalvergroting en kiest voor “een duurzaam en natuurinclusief model”. D66 heeft het over “de omslag naar kringlooplandbouw”. De SP rept van “de overstap van intensieve landbouw naar biologische landbouw”. BIJ1 wil een “forse herziening” van het Europese landbouwbeleid, waarbij “alleen nog subsidies worden verstrekt aan circulaire landbouw”. Volgens Volt staan we “voor een snelle ombuiging van intensieve naar circulaire en natuurinclusieve landbouw”. Elders staat er: “De toekomst is biologisch.” 

De Partij voor de Dieren breidt de terminologie stevig uit: “Diverse, natuurinclusieve en regeneratieve land- en tuinbouw worden de norm, zoals biologisch, permacultuur, agrobosbouw (de combinatie van landbouw en bosbouw op hetzelfde perceel) en agro-ecologische systemen”.  

Ook de VVD gaat deels mee in de trend door boeren te helpen die “omschakelen naar bijvoorbeeld de teelt van bio-based bouwmaterialen”. Dan wordt landbouwgrond dus gebruikt voor gewassen die in de bouw worden toegepast.

Al deze vormen van grondgebruik willen economisch nuttige functies, zoals de voedselproductie of de bouw, vermengen met natuur. Deze wens tot ‘land sharing’ leidt tot extensief grondgebruik. Volgens ecomodernisten wordt zo de mogelijkheden beperkt om natuur te creëren. Wij hameren erop: de biodiversiteit wordt veel groter en interessanter in nieuwe, omvangrijke natuurgebieden dan op welke biologische akker dan ook. 

Daarom pleiten de ecomodernisten van WePlanet Nederland voor ‘land sparing’, waarbij op de meest vruchtbare gronden voedselproductie wordt geconcentreerd, zodat ruimte ontstaat voor de natuur. Deze visie is nog ver te zoeken in de programma’s. 

>> Luister de podcast: “Het echte milieuprobleem is landgebruik” 

Bemoedigend is wel de expliciete steun van het CDA voor de Nederlandse tuinbouwsector, waarvan de opbrengsten per hectare uitzonderlijk hoog zijn. Het CDA erkent dat “de kennis en innovatie, onder meer op het gebied van de zaadveredeling” in deze sector van “wereldbelang” is. 

En hoewel het CDA waarde hecht aan de “gouden driehoek” (overheid, kennisinstellingen en bedrijven) die de Nederlandse land- en tuinbouw zo productief heeft gemaakt, zien we dat de partij blijft hangen in het populaire idee dat boeren en tuinders “een sleutelrol” zouden vervullen, als “verbinding tussen een gezonde natuur, een gezonde bodem, schoon water en gezond voedsel”. Dus: toch land sharing

De BBB dan? Inderdaad treffen we hier invloeden van het ecomodernisme, bijvoorbeeld via stimulering van “zowel initiatieven voor kleinschalige landbouw als die voor grootschalige en hoogproductieve landbouw. Beide dragen op een andere wijze bij aan verduurzaming.” De overbrugging van de patstelling tussen de tovenaars en de profeten in het landbouwdebat is al langer een strijd die we met WePlanet Nederland voeren. 

BBB neemt geen afstand van de intensieve landbouw. Maar wat wordt precies bedoeld als er staat: “Ruimte die ontstaat door vrijwillige bedrijfsbeëindiging wordt ingezet om voor andere agrarische ondernemers continuïteit te bieden”? Waar ecomodernisten ervoor pleiten dat het vrijgekomen land gaat naar de bever en de bosuil, lijkt de BBB hier te kiezen voor de buurman. Echter, deze ‘ruimte’ kan ook figuurlijk worden geïnterpreteerd, waarbij het niet direct gaat om het overdragen van land, maar om het creëren van operationele en beleidsmatige ruimte, waardoor andere boeren minder druk ervaren en hun bedrijvigheid kunnen voortzetten zonder de dreiging van gedwongen stopzetting. De tekst zoals die nu voorligt, laat ruimte voor beide interpretaties.

Voor WePlanet Nederland is intensivering van de landbouw in elk geval geen doel op zich; het is een middel om ruimte te maken voor natuur. 

 

Modernisering in de landbouw 

Het liefst zien we ook bij de intensieve landbouw een zo laag mogelijke druk op het milieu: minder gebruik van pesticiden, minder watergebruik, et cetera. Het zijn doelstellingen die onder meer weerklank vinden bij NSC: “We steunen de sector bij innovaties om met minder water, energie, meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen een goede productie te halen.” 

Om die doelen te halen, zijn moderne technieken nuttig. Het gebruik van pesticiden kan omlaag dankzij nieuwe genetische technieken zoals CRISPR-Cas. Het watergebruik kan omlaag met verdere ontwikkeling van “precisielandbouw”. 

>> Luister de podcast: Hoe Europa worstelt met moderne landbouw 

Deze modernisering van de landbouw wordt hier en daar expliciet omarmd. De BBB wil dat nieuwe veredelingstechnieken in Europa “nu snel” worden toegelaten, “zodat we de voorsprong die wij wereldwijd hebben op het gebied van veredelen van gewassen niet nog verder verliezen”. Over de toenemende efficiëntie in de landbouw stelt VVD ferm: “We blijven vooroplopen in Europa om nieuwe, duurzame vormen van voedselproductie te stimuleren.” JA21 erkent dat “Nederlandse boeren zijn gebaat bij een politiek die stimulerend en ondersteunend werkt richting een meer duurzame en robuuste vorm van land- en tuinbouw.” 

Deze aanpak van verdere verduurzaming van de landbouw stuit op verzet van de Partij voor de Dieren. Het partijprogramma meldt ten onrechte dat gentech “alleen” ten goede zou zijn gekomen van “geïndustrialiseerde en vervuilende vormen van landbouw”, en een “bedreiging” vormt voor de biologische teelt vanwege het risico op vermenging. 

GroenLinks-PvdA wil vasthouden aan de strenge Europese regelgeving op dit gebied en pleit in het geval van technieken als CRISPR-Cas voor een “toets op maatschappelijke waarde”. 

 

Dierenwelzijn 

De grootste winst in het landgebruik is het terugdringen van de veehouderij. Dit voorkomt ook een hoop dierenleed. Daarom lanceerde WePlanet eerder dit jaar de campagne Reboot Food: een oproep om onze eiwitten en vetten niet meer te halen uit vee, maar uit micro-organismen, zoals via ‘precisiefermentatie’. De campagne trok veel internationale aandacht, ook in Nederland, waar steun kwam van onder meer Rutger Bregman

Niet verwonderlijk steunt de Partij voor de Dieren die beweging. De partij wil “een forse krimp van het aantal dieren in de veehouderij” en een einde aan de insectenkweekindustrie. Ontwikkelingen zoals kweekvlees en precisiefermentatie wil de partij stimuleren. 

>> Luister de podcast: Een voedselrevolutie: van veeteelt naar fermentatie 

Die steun is het sterkst te vinden bij GroenLinks-PvdA: “We bevorderen de eiwittransitie, met als tussendoel dat in 2030 onze eiwitten voor 60% uit plantaardige bron komen en voor 40% uit dierlijke bron. We stimuleren de ontwikkeling en de opschaling van de productie van ‘cellulaire landbouw’ (precisiefermentatie en kweekvlees).” 

Ook de VVD wil deze technieken bevorderen, maar toont weinig ambitie met deze zin: “De melkveehouderij is niet weg te denken uit het Nederlandse cultuurlandschap.” Voor intensieve veehouderij ziet VVD een rol, “op voorwaarde dat er stappen gezet worden op het gebied van dierenwelzijn”. 

NSC schrijft koeltjes: “Voor intensieve varkens-, geiten-, kalver- en kippenhouderij zal minder ruimte zijn.” Deze sectoren moeten bovendien meer doen aan dierenwelzijn. De SP heeft plannen om te stoppen met de “grootschalige bio-industrie”. 

D66 wil “een verbod op kiloknallers” en “zet zich in om kweekvlees zo snel mogelijk in de supermarkt te krijgen”. Volt wil “een verbod op supermarktaanbiedingen op vlees” en investeren “in de ontwikkeling van kweekvlees”. 

 

Klimaatbeleid 

Voor rechtse partijen is het hoofdstuk over klimaatbeleid een manier om flink van zich af te bijten. De PVV noemt het klimaatbeleid “onzinnig”. De partij wil de Klimaatwet intrekken, kolencentrales openhouden en een einde aan “de hysterische reductie van CO2”. Geen windturbines, geen zonnepanelen, geen biomassa. BVNL ziet ook niets in windmolens en ook niet in CCS (ondergrondse opslag van CO2), en wil het Klimaatakkoord opzeggen. FVD wil “direct stoppen met het huidige klimaatbeleid”. 

Wel is er op de rechterzijde interesse in adaptatie, waarbij Nederland de kwetsbaarheid voor klimaatverandering erkent en terugdringt. In de woorden van JA21: “Ons watermanagement, onze polders, dijken en Deltawerken: de hele wereld kijkt naar Nederland en wil van ons leren. Als er één land is dat in staat is om succesvol en adaptief om te gaan met klimaatverandering, dan is het Nederland.”

Op links klinkt juist de oproep om nog maar een tandje bij te zetten. Volt wil dat Nederland in 2040, dus tien jaar eerder dan gepland, “klimaatneutraal” is. BIJ1 spant de kroon en wil al in 2030 geen uitstoot van broeikasgassen meer. “Deze doelen worden wettelijk vastgelegd en zijn bindend.”

>> Luister de podcast: “De klimaatcrisis is iets anders dan praten over de klimaatcrisis”

 

Klimaat blijkt een breed thema. We doen een volstrekt willekeurige en onvolledige greep uit de partijprogramma’s:

De SP wil een CO2-heffing voor alle vervuilende bedrijven, “zonder vrijstellingen”. 

De Partij voor de Dieren vindt dat geen enkele sector is uitgezonderd van de klimaatdoelen. Dus: “De luchtvaart, scheepvaart, veehouderij en de financiële sector verliezen hun uitzonderingspositie.” 

GroenLinks-PvdA lijkt te erkennen dat het klimaatbeleid wat elitair is geweest en stelt nu: “De transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie kan alleen slagen als sociale rechtvaardigheid daarbij verzekerd is.” 

D66 stimuleert technieken die kunnen zorgen voor “negatieve emissies”. 

JA21 zet heel praktisch vol in op betere isolatie van woningen. 

Het CDA wil “extra aandacht” aan energiebesparing en zet in op alle energiebronnen die kunnen helpen bij de transitie. 

De SGP ziet “nog veel lege daken waar zonnepanelen op kunnen”, maar ziet ze liever niet op landbouwgrond of in de Noordzee. 

Volt kiest expliciet “voor een radicale klimaataanpak zonder taboes: alles op alles, én-én”. 

Klimaat blijkt in de verkiezingsprogramma’s een potpourri, waarin vooral veel grote woorden met elkaar worden gemengd. 

 

Kernenergie 

In navolging van de beste internationale studies erkennen ecomodernisten de prominente rol die kernenergie kan spelen een effectief klimaatbeleid. Omdat kerncentrales geen CO2 uitstoten zijn ze de beste vervanger van kolencentrales en gascentrales, die bovendien met weinig grondstoffen in staat zijn om op slechts weinig landoppervlak te voorzien in de groeiende vraag naar stroom, onder meer voor elektrische auto’s en de productie van waterstof. 

Wat ecomodernisten betreft, is de houding ten opzichte van kernenergie de lakmoesproef. Werkt een partij de bouw van kerncentrales tegen, dan wordt klimaatverandering niet voldoende serieus genomen en niet effectief genoeg bestreden. 

Wat zeggen de partijen over kernenergie? Er is over het algemeen steun. Volgens Volt hoort kernenergie “in de energiemix”. NSC erkent de “onmisbare bijdrage” van kernenergie en wil “ten minste twee nieuwe kerncentrales”. Ook JA21 wil kernenergie en spreekt van “schone, stabiele, betaalbare en toekomstbestendige elektriciteitsproductie op eigen bodem”. De BBB wil de bouw van de geplande kerncentrales versnellen en voegt toe dat er ook SMR’s (kleine, modulaire reactoren) moeten komen, “zodat we 24 uur per dag elektriciteit, waterstof en warmte kunnen produceren”. Sowieso blijken SMR’s populair, of in elk geval onderzoek naar de mogelijkheden daarvan. 

>> Luister de podcast: Wie is er bang voor kernenergie? 

Soms is de steun weinig enthousiast. De ChristenUnie ziet kernenergie als “een integraal (tijdelijk) onderdeel van het Nederlandse energiesysteem” en merkt op dat “duurzamere vormen van energie onze voorkeur” hebben. Denk schrijft: “Kernenergie sluiten we niet uit als optie”. 

Geheel volgens verwachting, maar toch teleurstellend is het standpunt van GroenLinks-PvdA: “Geen nieuwe kerncentrales.” De partij hoopt dat er over een jaar of vijftien zoveel zonnepanelen en windmolens in Nederland zijn, dat kerncentrales “nauwelijks nog een rol van betekenis spelen in ons energiesysteem”. De SP eist bij kernenergie “duurzame winning van grondstoffen” en “een milieuveilige oplossing” voor de opslag van kernafval, waardoor kernenergie wordt afgewezen. Het zijn overwegingen die de partij niet maakt als het gaat om grondstoffen of afval van zon en wind.

Wat zeggen nu de drie partijen met een lijsttrekker die zich expliciet hebben uitgesproken vóór kernenergie? 

Bij het CDA van Henri Bontenbal valt op dat kernenergie pas wordt genoemd na een lang rijtje energiebronnen met daarin onder meer biomassa, aardwarmte en zelfs aquathermie. De partij stelt zuinig vast dat kernenergie “nodig” is en door wil gaan met de bouw van twee nieuwe kerncentrales “met aandacht voor de voorwaarden die lokaal worden gesteld”. Het houdt niet over. 

Bij het D66 van Rob Jetten gaat het evenmin van harte. De partij rept over allerlei voorwaarden rondom ontmanteling en afvalberging. D66 eist “subsidiëring en financiële steun en garanties” en vindt dan dat de gevolgen van “de verstorende werking van deze gesubsidieerde dure kernstroom” moet worden beperkt voor aanbieders van stroom uit zon en wind. Ook wil de partij graag de optie openhouden dat een toekomstige regering de centrale weer kan sluiten “wanneer een schoner en goedkoper duurzaam energiesysteem voorhanden en door de overheid gewenst is”. Ofwel: liever geen kernenergie. 

De VVD van Dilan Yeşilgöz-Zegerius zegt onomwonden: “We gaan aan de slag met moderne en veilige kerncentrales. Kernenergie is onmisbaar in een klimaatneutrale samenleving. Daarom zetten we de huidige plannen door en gaan we volop door met het bouwen van nog meer kerncentrales.” De liberalen willen “alle duurzame opties voor elektriciteitsopwekking, waaronder tenminste vier grote kerncentrales en de bouw van meerdere kleine kerncentrales.” 

 

Behoud van natuur  

We zagen het al hierboven, in het stukje over landbouw en natuur: de ambities voor de terugkeer van natuur in Nederland zijn laag. Biodiversiteit moet kennelijk vooral worden verzorgd door biologisch boeren te stimuleren. Op die manier zal er nooit een groots plan komen voor een radicale herinrichting van Nederland, zoals bijvoorbeeld dit plan

Vaak grossiert het in de partijprogramma’s van vaagheden als het aankomt op natuur. Zo stelt de BBB: “Biodiversiteit is niet alleen een zaak van natuurbeheerders en landbouwers, het is een zaak voor eenieder die een verantwoordelijkheid heeft voor een deel van de buitenruimte, dus ook in wijken, steden en dorpen.” Wat wordt hier precies bedoeld? 

En D66 meldt: “We zien het belang en de kracht van onze natuur; we koesteren ons landschap en erfgoed, versterken biodiversiteit en zetten in op ecosysteemdiensten voor onze brede welvaart.” Maar: wanneer we het ecosysteem gaan gebruiken om nuttige diensten te leveren,  leidt dat juist tot een zwaardere druk op de natuur. Volgens ecomodernisten moeten we juist ruimte voor natuur scheppen vanwege de intrinsieke waarde van natuur, niet vanwege het economische belang van natuur. 

>> Luister de podcast: Wat verstaan we onder natuur? 

Iets daarvan zien we terug bij de VVD. “We zorgen voor vergroening van onze leefomgeving. We genieten van de natuur.” De liberalen willen expliciet niet “een hek om natuurgebieden” zetten. Maar wat wordt bedoeld als er vervolgens staat: “juist door kansen te zien waarbij natuur en economie elkaar kunnen versterken”? 

De Partij voor de Dieren heeft een interessante voorwaarde bij bouwprojecten. “Activiteiten en projecten die ten koste gaan van bestaande natuur mogen alleen doorgaan als ze aantoonbaar bijdragen aan biodiversiteits- en klimaatdoelen op de lange termijn. Als opoffering van natuur onvermijdelijk is, wordt vooraf en in de directe omgeving een dubbele hoeveelheid natuur gerealiseerd.” 

Wat opvalt, is vooral het onvermogen om groots te durven denken over de terugkeer van natuur in Nederland. Zo klaagt het CDA: “Voor de wolf is geen plek in Nederland.” Het toont de hypocrisie: kennelijk is het een ondraaglijk bloedbad wanneer een wolf een schaap aanvalt, maar intussen gaan er elk jaar miljoenen varkens, miljoenen runderen en honderden miljoenen kuikens naar het slachthuis. 

Het is alom bekend dat de wolf heel goed is voor de biodiversiteit. De terugkeer van de wolf zet juist het denkraam open over de mogelijkheden om nog veel meer natuur te creëren. 

 

Techniek en innovatie 

Hier en daar stuitten we, dankzij het onverzettelijke werk van ChatGPT, op mooie denkrichtingen in de verkiezingsprogramma’s. Het nut van techniek wordt volgens ecomodernisten vaak onderschat. Daarom was het fijn dat een aantal partijen specifiek de rol van technische innovatie benoemden.  

Zo toont D66 zowel ambitie als ‘techniektrots’ als de partij schrijft dat ze wil “investeren in innovaties die het verschil maken. Onze investeringen in innovatie vormen de sleutel tot nieuwe ‘wereldwonderen’ die bijdragen aan brede welvaart.” 

JA21 gaat een stap verder en breekt een lans voor technische opleidingen. Minimaal 3 procent van het bbp moet worden geïnvesteerd in “onderzoek & ontwikkeling (R&D) voor een sterke en innovatieve economie”. De partij merkt op dat de vier technische universiteiten hierin een belangrijke rol moeten krijgen. 

>> Luister de podcast: Leve het technisch vernuft 

NSC ziet “het belang van regionale broedplaatsen voor startups en scale-ups, waar startende, groeiende en gevestigde ondernemers samen met onderwijs- en kennisinstellingen werken aan doorbraken op het gebied van technologie en duurzaamheid.” 

Er waren andere parels. BVNL benoemt dat de voedselproductie kwetsbaar is en wereldwijd onder druk staat. “De Nederlandse landbouw is de meest duurzame ter wereld. Wij moeten trots zijn op onze boeren en onze vruchtbare gronden koesteren.” 

En bij het CDA zagen we een gloedvol pleidooi om boeren, leraren en zorgmedewerkers meer zeggenschap over hun werk te geven en meer erkenning voor hun vakmanschap. “We schrappen zoveel mogelijk onnodige regels, administraties en voorschriften die mensen in de weg zitten om het goede te doen. De overheid kiest voor langjarige, voorspelbare doelsturing in plaats van middelsturing.” Dit sluit nauw aan op de visie van Rudy Rabbinge, voorzitter van WePlanet Nederland en voormalig senator namens de PvdA. 

Het mooist vonden we deze zin in het programma van Volt: “Volt heeft een positief mensbeeld: een mensbeeld van vertrouwen.” Kom daar in de politiek maar eens om. 

 

Eindoordeel 

Tja, wat valt hier nu uit op te maken? Allereerst moeten we de tekortkomingen van onze werkwijze accepteren. ChatGPT is niet volmaakt. We hebben ongetwijfeld nuances gemist. Bovendien hebben we niet alle thema’s behandeld die voor ecomodernisten belangrijk zijn, zoals ontwikkelingssamenwerking en democratie. 

Wat zien we wél? 

Opvallend is dat de problemen die ecomodernisten aankaarten, vooral worden erkend door partijen die links van het midden staan. De oplossingen die ecomodernisten aandragen, worden echter vooral onderschreven door partijen die rechts van het midden staan. 

Deze constatering sluit aan bij wat we eerder schreven in het boek Ecomodernisme: Het nieuwe denken over groen en groei uit 2018. Het pragmatische ecomodernisme “zou de polarisatie links-rechts in de politiek weleens kunnen overstijgen”, schreven we destijds. 

Een professor milieuethiek had eerder het ecomodernisme al eens omschreven als een “eclectisch, ondogmatisch liberalisme dat bereid is om zijn vooronderstellingen te betwijfelen en eventueel te wijzigen”. Hij stelde het ecomodernisme gelijk aan “milieubescherming voor iedereen”. 

>> Luister de podcast: Nilüfer Gündoğan: Een ecomodernist in de Nederlandse politiek 

In Nederland is de politiek versnipperd geraakt. Coalitievorming noopt tot verzoenende gesprekken met politieke opponenten. Juist dat perspectief kan betekenen dat een deel van de oplossingen vanuit het ecomodernisme zal worden uitgevoerd. 

Boven alles merkten we dat het bij de partijen vaak ontbreekt aan een coherente visie op de toekomst. Hoe willen we onze moderne samenleving in balans brengen met het verlangen naar meer natuur? Welke rol speelt techniek in dat streven? Hoe willen we omgaan met dieren? Het zijn vragen waarop geen enkele partij heldere antwoorden biedt – en waarbij ChatGPT niet zal helpen. 

We wensen u daarom veel sterkte en succes in het stemhokje op 22 november. 

>> Luister de podcast: Politieke partijen langs de meetlat van groen en groei

De zeespiegel stijgt. Wat nu?

Stimuleringsbeleid van laag naar hoog Nederland zal nog eeuwen lang irrationeel zijn, maar we moeten wel vertrouwen houden in technologie en instituties.

Tekst en afbeeldingen: Ties Rijcken

Een paar keer per jaar komt Timon bij mij in de tuin werken. Daar verheug ik me altijd op. Als vijfenveertigjarige waterprofessional hoor ik graag hoe hij als twintigjarige filosofiestudent naar de wereld en zijn toekomst kijkt. Veel van zijn vrienden zijn serieus zwartgallig , vertelde hij laatst. Wat heeft het allemaal voor zin, als de zeespiegel stijgt en we Nederland op termijn toch moeten teruggeven aan de golven? 

Hij zei er wel bij, dat zij volop speculeren over economie en politiek, maar dat voor hen allen het fysieke stuk een blinde vlek is: ze hebben eigenlijk geen flauw idee hoe Nederland geografisch en technisch functioneert ten opzichte van de stijgende zee.

Wat staat ons te doen aan de zeespiegelstijging, in de eeuwen die voor ons liggen? In dit artikel schijn ik enig licht op de blinde vlek van Timon en zijn vrienden.

Eerst de kale feiten. Nederland is voor meer dan de helft van het oppervlakte overstroombaar. Om het naderende water het hoofd te bieden, zo horen we vaak, zouden we bovenal moeten inzetten op mitigatie, ofwel: reductie van CO2-uitstoot. Immers, geen hogere CO2-uitstoot, geen hogere zeespiegel. 

Klopt deze redenering?

Het terugdringen van broeikasgassen is belangrijk. Maar in wezen doen we dat niet zozeer voor onszelf; we doen het omdat we er vanuit gaan dat genoeg andere landen dit óók doen, in de hoop dat we samen verdere opwarming van de aarde op tijd kunnen stoppen. De miljardeninzet overal ter wereld op CO2-reductie is bewonderenswaardig, juist omdat we niet zeker weten dat het goed zal aflopen en omdat niemand het voor zijn eigen hachje doet. We doen het voor alle levende wezens op de planeet.

Adaptatie, ofwel: aanpassing aan de klimaatverandering, doen we daarentegen voor ons directe eigen belang. De goede afloop hebben we zelfs in eigen hand – als we tenminste vertrouwen houden in onze technologie en onze instituties.

Het conceptontwerp de ‘Hollandkering’ levert in combinatie met de bestaande Maeslantkering een zeer hoge betrouwbaarheid op, waardoor bij een stijgende zee in het benedenrivierengebied (van Hoek van Holland tot aan Gorinchem) op dijkversterkingskosten, overlast en uitstoot te besparen is.

De zeespiegelstijging is klote

Een stijgende zee kost geld. Op dit moment werken Rijkswaterstaat, waterschappen, provincies en havenbedrijven aan wat ik de Nederlandse Watermachine noem. Aan de delen van de Watermachine die gevoelig zijn voor zeespiegelstijging zetten ze jaarlijks 1,5 à 2 miljard euro om: beleidsontwikkeling, investeringsprojecten en dagelijks beheer en onderhoud.

Volgens vuistregels in de civiele techniek kom ik op de volgende kosten voor 1 meter zeespiegelstijging (ruim gerekend, zonder discontovoet, zie dit achtergrondartikel met onderbouwde schattingen van mijn hand; Rijkswaterstaat werkt momenteel aan nauwkeuriger berekeningen):

  • 20 miljard euro voor het versterken van dijken en dammen; 
  • 16 miljard euro voor het aanpassen van sluizen en stormvloedkeringen; 
  • 34 miljard euro voor het ophogen van buitendijkse gebieden zoals havens, de stranden (10 kilometer breed gerekend) en buitendijkse intergetijdennatuur; 
  • 4 miljard euro om neerslag en kwel van beneden zeeniveau een extra meter omhoog naar zee te pompen.

Dat is 74 miljard euro in totaal. 

Dit bedrag per meter loopt iets op na een meter of twee zeespiegelstijging. Met slimme innovaties kan het bedrag omlaag en sowieso is het sterk afhankelijk van de wereldeconomie en energieprijzen. (De berekeningen heb ik gedaan vóór de Oekraïneoorlog). 

Laten we voor het gemak afronden naar boven en uitgaan van 100 miljard euro per meter zeespiegelstijging. Voor een zeespiegelstijgsnelheid van 1 centimeter per jaar (dat is vijf maal sneller dan in de 20ste eeuw) is dat dus 1 miljard euro per jaar, stap voor stap uit te geven, steeds aan de meest prangende onderdelen van de Watermachine. 

Hoeveel is 1 miljard euro? Het is ongeveer twee keer zo veel als wat we nu jaarlijks in de dijken en de kust investeren (naast beheer en onderhoud). Het is ruim 0,1% van het BNP, ruim 0,2% van de Rijksbegroting en ruim 1% van de omzet in de bouw.

Is dit veel of weinig? Het moet, voorlopig, op te brengen zijn, maar we kunnen dit geld dan natuurlijk niet besteden aan andere zaken als onderwijs, zorg of klimaatmitigatie. De zeespiegelstijging is nu eenmaal klote, net als asbest in je huis of een slechte fundering. Het geld kan komen uit de Rijksschatkist, uit waterschapsbelasting en havengeld. 

De uitdaging is vervolgens om het slimmer aan te pakken dan volgens de basistechnieken waar de vuistregels achter mijn berekening op gebaseerd zijn: tegen minder kosten, minder uitstoot, minder verstoring van de natuur en met meer bijkomende baten. Zie bijvoorbeeld mijn eigen conceptontwerpen in de afbeeldingen bij dit artikel.

Welkom in de “lock-in”

Misschien vind je dit alles ingewikkeld, vind je de kosten te hoog, vertrouw je mij of de civiele techniek niet, of heb je nog altijd gewoonweg het onbestemde gevoel dat we hoe dan ook ooit weg zullen moeten uit ons drassige kikkerlandje.

“Het is als een gigantische betonnen plaat die we met z’n allen omhoog houden en die steeds zwaarder wordt”, zegt mijn hoogopgeleide vriend en leeftijdgenoot Ernst. “Ooit verplettert die plaat ons allemaal.” Ernst heeft serieuze plannen om naar Tsjechië te verhuizen.

Het staat iedereen natuurlijk vrij om hun eigen risicoinschattingen te maken. De overheid moet dit uiterst zorgvuldig doen en zich realiseren dat zelfs maar een suggestie in de richting van verhuizen van lage naar hogere gebieden een signaal afgeeft en op sentiment inspeelt in binnen- en buitenland: het begin van een afbrokkelend vertrouwen in de Watermachine. 

Er zijn serieuze denkrichtingen binnen overheid, politiek en kenniswereld rond het idee dat we vanwege de klimaatverandering moeten stoppen met het verder verstedelijken van laag Nederland: “zoek het hogerop”.

Het lijkt in eerste instantie best logisch om niet in een laaggelegen veengebied of diepe droogmakerij te bouwen terwijl de zee stijgt. Echter, het gaat niet om de ligging ten opzichte van NAP, maar om de plek in de Watermachine. 

Voor het polderbeheer is het verschil tussen een polder van 3 meter onder NAP en een van 4 meter het gemaaltje dat er tussen staat. Eeuwig moeten doorpompen lijkt eng, maar het kost bijna niks: een meter extra omhoog pompen kost zo’n 20 miljoen euro per jaar (tegen de energieprijzen van 2021). De huidige waterschapslasten van een paar tientjes per persoon per maand (waarvan 40% rioolwaterzuivering) laten zien dat polderbeheer niet duur is.

Een ander bezwaar bij het verder verstedelijken in laaggelegen polders zou zijn dat we toch ooit zullen moeten verhuizen. Hoe meer we nu verder verstedelijken, hoe meer we ons ingraven in ons fort in zee; ook wel een “lock-in” genoemd.

De keuze om wel of niet in een lock-in te duiken speelt vooral als een gebied nog onbewoond is. Als je daar een dijk bouwt, zullen er bouwwerken achter verrijzen. Als dat er steeds meer worden, zal je samen de dijk verder versterken. En zo verder, tot je ooit toch opeens wordt weggespoeld – of tot je, zoals in laag Nederland, een internationaal powerhouse hebt opgebouwd met meer dan 10 miljoen inwoners en een grond- en vastgoedwaarde van biljoenen euro’s. 

Beschermd door dijken, dus een lock-in: zeker. Maar elke investering en elke keuze is een grote of kleine lock-in. Dat een keuze iets vastlegt, is nou juist wat kiezen moeilijk maakt. 

Waarvoor is stoppen met verstedelijking in laag Nederland een oplossing? “De gemaalkosten worden te hoog,” klinkt het. Dit is, zolang energie betaalbaar blijft, niet waar. 

“Omdat we de lock-in moeten doorbreken?” Dit is abstract. Laten we het concreet houden.

Overstromingsrisico

Bij een overstroming is er minder schade als we ons gedeeltelijk terug hebben getrokken uit laag Nederland door er minder te bouwen. Hoe groot kan dit effect zijn? In de vakwereld werken we met het overstromingsrisico: kans maal gevolg.

Kans: in de Nederlandse geavanceerde waterbouw hebben dijken een “faalkans”: een schatting van de kans dat de dijk doorbreekt, gegeven de laatste kennis over waterstanden en de staat van de dijk. Sinds 2017 zijn maximale faalkansen verankerd in de Waterwet. We berekenen ze met de beste methoden ter wereld. We vergelijken ze met acceptabele faalkansen uit de wet. Vanuit de verschillen daartussen versterken we dijken.

De kans dat er een duin of dijk rond Noord- of Zuid Holland doorbreekt, is nu zo’n 1 op 10.000. Volgens de nieuwe Waterwet moet dat nog kleiner worden. Op Schiermonnikoog of langs de Alblasserwaard is de kans op doorbraak van een dijk groter, maar nog steeds heel klein. (Zie bijvoorbeeld de Veiligheid Nederland in Kaart-studie en het Waterveiligheidsportaal.)

Gevolg: de schade bij een overstroming hangt af van de manier waarop de dijk doorbreekt, de diepte van een gebied en de duur van het hoogwater.

Sommige rivierdijken zijn relatief smal, zodat gaten snel uitslijten. Aansluitende polders liggen vaak laag en de piek van de rivierafvoer kan dagen duren. Dan ontstaat er een enorme schade – bijvoorbeeld in de Betuwe, met potentieel tientallen miljarden euro’s schade per gat. Veel zeedijken en duinen zijn zo zwaar, dat zelfs bij een superstorm het gat maar langzaam groeit. Het gebied erachter is meestal niet zo diep en de piek van de storm duurt maar een paar uur. Een overstroming geeft dan enkele miljarden euro’s schade per gat.

Ook het ‘Haringvlietgemaal’ bespaart op dijkversterkingskosten. Als de stormvloedkeringen dicht zijn bij storm, pompt dit megagemaal het rivierwater naar zee.

Hoe meer verstedelijking, hoe meer schade. Stel het lukt met honderd jaar lang actief stimuleringsbeleid om 10 procent van de nieuwe verstedelijking in laag Nederland te verplaatsen naar hoog Nederland, dan is de totale land- en vastgoedwaarde in laag Nederland na honderd jaar zo’n 5 à 10 procent minder waard dan zonder verplaatsingsbeleid.

Risico is kans maal gevolg. De vermindering van het risico door het verplaatsingsbeleid is na 100 jaar dus 1/10.000 maal 5 à 10 procent, zo’n miljoen euro (per jaar) als een storm tien gaten slaat.

Tegenover deze baat staan kosten. Ten eerste de moeite die het ruimtelijke ordeningsapparaat moet doen om verstedelijking van laag naar hoog Nederland te stimuleren. Ten tweede de duizenden mensen die liever in laag dan hoog Nederland wonen, maar voor wie de situatie te kwetsbaar geacht wordt – zelfs al wonen er al honderdduizenden mensen.

De grootste kostenpost lijkt mij echter het volgende: als de overheid openlijk aangeeft laag Nederland te kwetsbaar te vinden voor nieuwe verstedelijking, jaag je mensen die al laag wonen de stuipen op het lijf. Buitenlandse bedrijven en personen zullen zich afwenden van Nederland om in te investeren of te wonen. 

Immers, bijna niemand rekent zelf.

Vertrouwen in de Watermachine

“Ja maar, het voelt gewoon niet goed om in laag Nederland te blijven verstedelijken, terwijl de zeespiegel stijgt. Ooit zullen we toch moeten verhuizen? Kunnen we niet een beetje van beide doen: dijken versterken én het hogerop zoeken?”

Gevoel is lastig. Met een rationele bril stoppen we met iets beschermen op het moment dat het beschermen duurder is dan wat het beschermde waard is: een “break-even”-punt. Als de zee blijft stijgen, wordt dit punt ooit bereikt. 

In een vereenvoudigde berekening kom ik voor Vlieland op 0,65 meter, Texel 1,2 meter, westelijk Walcheren 12 meter, Friesland en Groningen 25 meter en geheel laag Nederland 145 meter. Als we elk jaar een beetje versterken, bereiken we de break-even-punten nooit, behalve misschien voor de Waddeneilanden.

“En de bodemdaling dan? Dat gaat ook maar door! En het gaat ook steeds harder regenen!”

Bodemdaling wordt vaak in één adem genoemd met de zeespiegelstijging. Dat is niet terecht. Het probleem van de bodemdaling betreft vooral oude gebouwen en oude infrastructuur die verzakken door een zwakke fundering. De kosten hiervan lopen volgens het Planbureau voor de Leefomgeving in de tientallen miljarden, maar het is niet zo, dat laag Nederland centimeters per jaar aan het zakken is.

Een zwak punt in het huidige Nederlandse dijkensysteem is de 2 kilometer lange dijk die dwars door historisch Dordrecht loopt. Bij zeespiegelstijging is deze ‘Boulevardkering’ ook om Dordrecht heen te leggen, niet als dijk van grond en steenbekleding maar als constructie van staal en kunststof.

Wat wel centimeters per jaar zakt, is het veenweidegebied. Daar is wat aan te doen en bovendien hebben zakkende veenweidegebieden weinig invloed op het totale overstromingsrisico. Overstromingen beschadigen vooral gebouwen. Die verzakken dus wel, hier en daar, maar zakken niet grootschalig als geheel. En vooral wordt het overstromingsrisico gedomineerd door de faalkans van dijken en hoe snel de gaten in de dijken groeien.

Het gaat ook vaker harder of juist helemaal niet regenen, en dat is vervelend. De waterschappen kunnen hier van alles aan doen en dat doen ze ook al eeuwen. 

De afvoer van de grote rivieren en de deltawerken zijn ingewikkeld en bewerkelijk, maar ook aan die onderdelen van de Watermachine valt prima te sleutelen als het er daadwerkelijk op aan komt. (Zie bijvoorbeeld de conceptontwerpen afgebeeld bij dit artikel en deze verhandeling over de benedenrivieren.)

De betonnen plaat waar Ernst bang voor is, is zo zwaar niet. We tillen de plaat met zo velen, dat een pink per persoon de plaat omhoog houdt.

We moeten wel blijven staan. Hoe meer mensen onder de plaat vandaan kruipen uit angst ervoor, hoe meer de anderen moeten tillen.

Tot slot

Ik begon over deze thema’s na te denken toen ik twintig jaar geleden als ontwerper innovaties bedacht voor drijvende steden. Ik wist toen net zo weinig van de Watermachine als Timon en zijn vrienden nu. Inmiddels ben ik gepromoveerd in de waterbouw en noem ik me publicist en innovator over waterveiligheid en waternatuur. In mijn vrije tijd lees ik graag over economie en psychologie.

Ik meen dat de essentie van de discussie over adaptatie gaat over vertrouwen. Niet alleen in de Watermachine in het bijzonder, maar ook in ons technische, organisatorische en reflectieve vermogen in het algemeen. Een betrouwbare overheid, een competitieve economie, betaalbare energie, een gezonde financiële sector, structurele kennisontwikkeling, kritische journalistiek, goed onderwijs.

“We vertrouwen er nu misschien op, maar hoe zit het met dit vertrouwen op de ultralange termijn?” Een goede vraag, geen eenduidig antwoord. Voer voor filosofen, zoals Timon.

Nawoord

Timon mailde mij na het lezen van dit artikel het volgende: “Aan het eind raak je de kern van van mijn zwartgalligheid. Je vraagt een enorm vertrouwen in een ingewikkeld complex van ketenen die niet allemaal even berekenbaar zijn als de technische en economische dimensies waar jij je op hebt gestort. Afgezien nog van de (geo-)politieke, (socio-)economische en ecologische bedreigingen die het klimaatprobleem met zich meebrengt dat is bij elkaar een te groot domein om iets zinnigs over te schrijven, noch is het het meest directe probleem voor Nederland is het de onzekerheid die dit gigantische vertrouwen met zich meebrengt, dat ons onze existentiële zorgen baart.

Vertrouwen in de Watermachine, de techniek, de wetenschap, zelfs de politiek is niet de grootste horde, hoewel jouw stuk een aangenaam licht schijnt op mijn blinde vlek. Het is ook juist die notie van rationaliteit die je in je titel hanteert een economische of technische rationaliteit die iets rationeel mag noemen op basis van een positieve kosten/baten-balans waar onze leiders mee denken, die in brede zin niet altijd rationeel is gebleken.

Jouw analyse is een contingentie, die zich berust op een zeker techno-optimisme, het geloof dat de rationaliteit, techniek en wetenschap uiteindelijk voor een goede afloop zullen zorgen.”

Ik begrijp de bezwaren van Timon. Mijn wedervraag: wat is, voor een simpele kosten-baten rationaliteit, en voor inzetten op vertrouwen, het alternatief?

Ties Rijcken werkt onder meer als adviseur en spreker. Meer artikelen en innovaties over waterveiligheid en waternatuur zijn te zien op www.tiesrijcken.nl.

BRAINSTORM | WePlanet Meetup #6 | 23 februari 2023 | 19:00u | Boothstraat kerk | Utrecht

Het afgelopen jaar was een groot succes. WePlanet heeft zijn entree gemaakt op het politieke speelveld en naamsbekendheid vergaard. Zowel nationaal als internationaal hebben de campagnes van WePlanet, waaronder SwitchOffPutin, Kern voor Klimaat en Reboot Food, ruim bereik genoten. Ook vond het eerste internationale WePlanet-congres plaats in Warschau en is er inmiddels zelfs een WePlanet Africa in oprichting! En daar blijft het niet bij. Dit jaar gaat WePlanet doorpakken.

We nodigen je daarom van harte uit om deel te nemen aan onze aanstaande brainstormsessie. Daarin gaan we ons verdiepen in de drie thema’s waar WePlanet zich om bekommert: 

  • energie, met name gericht op de potentie van schone energie en onze actiegroep Kern voor Klimaat; 
  • voedsel, met name gericht op land sparing en New Breeding Techniques, om de voedselproductie te verduurzamen en efficiënter te maken en de biodiversiteit te beschermen; en 
  • armoede, met name gericht op het bevorderen van welvaart door middel van ondernemerschap, ontwikkelingshulp en innovatie.

Hoe kunnen we de komende tijd met deze thema’s aan de slag? We zijn ervan overtuigd dat we met elkaar tot fantastische resultaten kunnen komen als we samenwerken en onze kennis en ervaring combineren. Sluit je aan!

De brainstormsessie vindt plaats op donderdag 23 februari van 19:00 tot 21:00 in de Grote en Kleine Zolder van de Boothstraat kerk, Boothstraat 7 in Utrecht. Na afloop doen we uiteraard een borrel aan de bar. Deelname is gratis en registreren kan via het volgende formulier.

We kijken uit naar jullie komst.

BRAINSTORM
WePlanet Meetup #6 | 23 februari 2023 | 19:00 – 21:00
Boothstraat kerk | Boothstraat 7 | 3512BT | Utrecht

Aanmelden

Marco Visscher: Wie is er bang voor kernenergie? | WePlanet Meetup #5 | 24 november 2022 | 20.00u | Leeszaal West | Rotterdam

De voordelen van kernenergie zijn nagenoeg bekend: zonder CO2-uitstoot produceert een kerncentrale 24 uur per dag schone stroom met slechts weinig grondstoffen. Maar bij velen roept kernenergie een ongemakkelijk gevoel op. Er hangt een dreiging van gevaar omheen. Wat als het misgaat? De argwaan zit diep.

Om de angstgevoelens te verklaren en te pareren, schreef journalist Marco Visscher Waarom we niet bang hoeven te zijn voor kernenergie: De emoties & de feiten. In een presentatie vertelt hij wat we kunnen verwachten als er ergens een meltdown optreedt. Hoeveel straling komt er dan vrij? Wat is straling eigenlijk? Wat kunnen we leren van het kernongeval in Fukushima? Gaandeweg leren we iets over beeldvorming, over journalistiek en over de perverse prikkels in de nucleaire sector.

>> Beluister een boekfragment

>> Bestel het boek

Marco Visscher: Wie is er bang voor kernenergie?
WePlanet Meetup #5 | 24 november 2022 | 20.00u | Leeszaal West
Rijnhoutplein 3 | 3014TZ | Rotterdam

Sluit je aan! We kunnen vele handen en slimme hoofden gebruiken voor onze acties en campagnes de komende tijd!

Er is beperkt plek en entree is gratis, dus meld je snel aan via onderstaand formulier!

Aanmelden

Ralf Bodelier: Bevolkingsgroei is geen probleem | Welkom in het Antropoceen #15

Veel mensen beweren dat de aarde niet zoveel mensen kan dragen. Zij menen dat we eindelijk iets moeten doen aan de ‘overbevolking’ wanneer we het milieu willen beschermen. Want de mens, stellen zij, is een kanker die Moeder Aarde ziek maakt, een plaag die moet worden bestreden. Intussen stevenen we deze eeuw af op een wereldbevolking van 10 miljard.

Ralf Bodelier deinst niet terug voor die groei. Al meer dan tweeduizend jaar wordt beweerd dat we met ‘teveel’ zijn, en het was juist tijdens een ongekende bevolkingsexplosie dat de wereld grote vooruitgang boekte. Wij mensen zijn namelijk in staat om problemen op te lossen; daarna zijn we allemaal beter af. Ralf schreef er een inspirerend boek over: Lang leve de mens. In een nieuwe aflevering van onze podcast Welkom in het Antropoceen een gesprek over Afrika, sloppenwijken en racisme – en over de neiging om ‘de ander’ te zien als de oorzaak van ellende.

Bestel het boek van Ralf.

Rob De Schutter: Van ecomodernisme naar WePlanet | Welkom in het Antropoceen #14

Studio Ecomodernisme is van naam veranderd en gaat verder als: Welkom in het Antropoceen. Waarom? In de eerste aflevering legt Rob De Schutter dat uit.

Binnen de groene beweging hebben ecomodernisten het debat verrijkt met een scherpe blik op de rol van wetenschap en technologie bij het oplossen van problemen rondom milieu en klimaat. Nu hebben ecomodernisten in Europa zich verenigd in een nieuwe organisatie, WePlanet. WePlanet combineert een rol in de intellectuele voorhoede met acties op straat.

Rob De Schutter stond aan de basis van WePlanet. In deze podcast – de eerste onder de nieuwe naam – vertelt hij over de sterke en zwakke punten van het ecomodernisme, en over hoe het ecomodernistische denken overliep in de visie van WePlanet. Verder: over hoe de invasie van Oekraïne onze agenda van urgentie voorzag, over onze verantwoordelijkheid om van het Antropoceen iets moois te maken, en over hoe Rob zijn ecodepressies uit zijn jongere jaren tegengaat.

Ralf Bodelier: Lang Leve De Mens | WePlanet Nederland Meetup #3

De derde WePlanet Meetup, die plaatsvond op 25 augustus bij LAB111 in Amsterdam, was een groot succes. Zoals aangekondigd, maakte Ralf Bodelier korte metten met het misantrope argument van “overbevolking”.

Het argument van overbevolking is door de geschiedenis heen misplaatst maar soms ook ronduit kwaadaardig aangehaald en ingezet, met allerlei nare en onmenselijke resultaten ten gevolg. Ralf plaatste het argument in historische context en schetste een optimistisch toekomstbeeld aan de hand van harde cijfers. Conclusie? Het idee dat er te veel mensen op aarde zouden zijn, dat is een hardnekking fabel van alle tijden. Armoede, honger, klimaatdoden, vele onwenselijke fenomenen nemen, in tegenstelling tot de vele sombere voorspellingen, gestaag af, en wel dankzij economische groei en innovatie. De daaruit voortkomende welvaart is echter geen natuurlijk gegeven, maar een gevolg van menselijke inventiviteit en vrij ondernemerschap en vereist een zeker verantwoordelijkheids- en plichtsbesef.

Gegrepen door deze behoorlijke boodschap? Voor het eerst is de lezing ook opgenomen, dus, mocht je de meetup hebben gemist of wil je alles nog eens terugkijken, dat kan! Denk je, “nou, dat is razend interessant, ik wil meer”? Bestel dan het boek van Ralf.

Hopelijk tot ziens bij de volgende meetup. Tot dan!

Nieuwe naam: WePlanet Nederland

Vanaf vandaag heeft onze stichting een nieuwe naam: WePlanet Nederland. Met de naam willen we benadrukken dat we niet alleen een ambitieus plan nodig hebben om het klimaatprobleem op te lossen maar ook om onze relatie met landgebruik te herzien. We moeten onze ecologische voetafdruk terugbrengen, zodat we de ruimte creëren om de natuur te bevrijden. Om daar te komen, moeten we slim beleid en technologie inzetten. Daarvoor blijven we ons baseren op wetenschap.

We blijven staan voor een groene planeet waarop een groeiende wereldbevolking kan floreren, met respect voor alle levende wezens. We willen uitbundige, schone energie voor iedereen, terwijl we het klimaat stabiliseren. We willen miljarden mensen voeden, terwijl we ruimte maken voor meer biodiversiteit.

We zullen de toekomst opnieuw moeten vormgeven. Met WePlanet Nederland willen we daaraan een bijdrage leveren. We houden u op de hoogte!