NIEUWJAARSBORREL | WEPLANET MEETUP #8 | 22 FEBRUARI 2024 | 19:00U | MCU | UTRECHT

Het afgelopen jaar was wederom een groot succes. WePlanet lanceerde het “What a Waste”-rapport, dat in diverse media genoemd werd, voegde zich bij een rechtszaak tussen Greenpeace en de Europese Commissie over het groene label van kernenergie en trok wereldwijd publiek met de film “Paved Paradise” van onze eigen Hidde Boersma.

Dit jaar pakken we door! We werken op dit moment hard aan een campagne om EU-politici aan te moedigen om nieuwe gentechnieken te ondersteunen. Onze open brief hierover werd al ondertekend door 35 Nobelprijswinnaars en meer dan 1000 wetenschappers. Daarnaast organiseert WePlanet op zondag 17 maart 2024 de première van Nuclear Now in Koninklijk Theater Tuschinski, waar regisseur Oliver Stone bij aanwezig zal zijn.

Het jaar moet echter nog ingeluid worden met een ecomodernistische nieuwjaarsborrel. We nodigen je van harte uit om op 22 februari 2024 aan te sluiten bij het Milieucentrum Utrecht aan de Oude Gracht 60 in Utrecht. Hier zal je worden getrakteerd op een korte film over kernafval, verzorgd door Gijs Zwartsenberg van Stichting E-lise, een lezing over de noodzaak van de heroprichting van het Landbouwkundig Genootschap, verzorgd door Joost van Kasteren en Irene van der Marel, en uiteraard, ter afsluiting, een hap en een tap.

De film, “How I Learned to Stop Worrying and Love Nuclear Waste” genaamd, behandelt diverse vragen rondom kernafval. Hoe gevaarlijk is het? Wat doen we ermee en wat zouden we ermee moeten doen? In deze filmische trip kom je mogelijk meer te weten over dit mysterieuze bijproduct dan je tot nu toe in je leven hebt gedaan.

De focus van de lezing van Joost en Irene zal liggen op het hedendaagse debat over landbouw in Nederland. De tegenstellingen tussen conventionele en natuurlijke landbouw komen aan bod, waarbij er kritisch gekeken wordt naar de beperkingen van natuurlijke landbouwmethoden in het voeden van de groeiende wereldbevolking en het aanpakken van klimaatuitdagingen. De sprekers stellen dat moderne technologieën en ecologische inzichten gecombineerd moeten worden voor een duurzame ontwikkeling van de landbouw, en benadrukken de rol die een heropgericht Landbouwkundig Genootschap hierin kan spelen.

Er is beperkt plek en entree is gratis, dus meld je snel aan.

WePlanet Nieuwjaarsborrel | 22 februari 2024
Inloop 19:00 | Aanvang 19:30 | Borrel 21:30
MCU | Oude Gracht 60 | 3511AS | Utrecht

Politieke partijen langs de meetlat van groen en groei

We wagen ons aan een ecomodernistische blik op de verkiezingen. Met dank aan ChatGPT. 

Door Hidde Boersma, Joris van Dorp, Joost van Kasteren, Olguita Oudendijk, Roman van Ree, Marco Visscher en Gijs Zwartsenberg 

 

Wat doe je straks in het stemhokje als je ruimte wil scheppen voor meer natuur en biodiversiteit? Als je een voedselrevolutie wilt met minder vlees en meer eiwitten uit micro-organismen? Als je klimaatverandering wil tegengaan met een schone, betaalbare energievoorziening? Als je streeft naar meer waardering van technologie en innovatie? Als je een overheid wil die de omvang van problemen erkent en werkt aan pragmatische oplossingen? 

Ofwel: wat doe je als ecomodernist bij de Tweede-Kamerverkiezingen op 22 november? WePlanet Nederland zocht het uit. 

Liever gezegd: we lieten het uitzoeken door ChatGPT, de befaamde chatbot die werkt met kunstmatige intelligentie. Wij vroegen aan ChatGPT om de programma’s van politieke partijen te toetsen op het Ecomodernistisch Manifest uit 2015. Een essentiële waarde uit het ecomodernisme is het streven naar ‘ontkoppeling’, waarbij de menselijke impact op het milieu afneemt, terwijl er nog altijd sprake is van economische groei. 

>> Luister de podcast: Politieke partijen langs de meetlat van groen en groei

Via ChatGPT zochten we in de partijprogramma’s naar de mate waarin problemen als milieuvervuiling en verlies van biodiversiteit werden erkend. Vooral keken we naar de mate waarin een combinatie van technologie en beleid wordt gezien als een bewezen manier om landgebruik te minderen en ruimte voor natuur te scheppen. Verder keken we of er erkenning is van de rol die de overheid moet spelen om te komen tot een effectieve aanpak van milieuproblemen, zoals via regulering van vervuiling en stimulering van schone innovatie. 

Concreet nu. Bij klimaatbeleid keken we specifiek naar de mate waarin kernenergie wordt ondersteund als deel van een CO2-vrije energiemix. Bij landbouwbeleid keken we naar de mate van steun voor nieuwe genetische technieken zoals CRISPR-Cas, waarmee gewassen minder pesticiden nodig hebben en beter worden beschermd tegen extreem weer. 

En, wat bleek? Ga er maar even voor zitten. 

 

Landbouw en natuur 

Landbouw moet helemaal anders. In partijprogramma’s duiken de nodige termen op die duidelijk moeten maken waar het dan heen moet. GroenLinks-PvdA wil weg van schaalvergroting en kiest voor “een duurzaam en natuurinclusief model”. D66 heeft het over “de omslag naar kringlooplandbouw”. De SP rept van “de overstap van intensieve landbouw naar biologische landbouw”. BIJ1 wil een “forse herziening” van het Europese landbouwbeleid, waarbij “alleen nog subsidies worden verstrekt aan circulaire landbouw”. Volgens Volt staan we “voor een snelle ombuiging van intensieve naar circulaire en natuurinclusieve landbouw”. Elders staat er: “De toekomst is biologisch.” 

De Partij voor de Dieren breidt de terminologie stevig uit: “Diverse, natuurinclusieve en regeneratieve land- en tuinbouw worden de norm, zoals biologisch, permacultuur, agrobosbouw (de combinatie van landbouw en bosbouw op hetzelfde perceel) en agro-ecologische systemen”.  

Ook de VVD gaat deels mee in de trend door boeren te helpen die “omschakelen naar bijvoorbeeld de teelt van bio-based bouwmaterialen”. Dan wordt landbouwgrond dus gebruikt voor gewassen die in de bouw worden toegepast.

Al deze vormen van grondgebruik willen economisch nuttige functies, zoals de voedselproductie of de bouw, vermengen met natuur. Deze wens tot ‘land sharing’ leidt tot extensief grondgebruik. Volgens ecomodernisten wordt zo de mogelijkheden beperkt om natuur te creëren. Wij hameren erop: de biodiversiteit wordt veel groter en interessanter in nieuwe, omvangrijke natuurgebieden dan op welke biologische akker dan ook. 

Daarom pleiten de ecomodernisten van WePlanet Nederland voor ‘land sparing’, waarbij op de meest vruchtbare gronden voedselproductie wordt geconcentreerd, zodat ruimte ontstaat voor de natuur. Deze visie is nog ver te zoeken in de programma’s. 

>> Luister de podcast: “Het echte milieuprobleem is landgebruik” 

Bemoedigend is wel de expliciete steun van het CDA voor de Nederlandse tuinbouwsector, waarvan de opbrengsten per hectare uitzonderlijk hoog zijn. Het CDA erkent dat “de kennis en innovatie, onder meer op het gebied van de zaadveredeling” in deze sector van “wereldbelang” is. 

En hoewel het CDA waarde hecht aan de “gouden driehoek” (overheid, kennisinstellingen en bedrijven) die de Nederlandse land- en tuinbouw zo productief heeft gemaakt, zien we dat de partij blijft hangen in het populaire idee dat boeren en tuinders “een sleutelrol” zouden vervullen, als “verbinding tussen een gezonde natuur, een gezonde bodem, schoon water en gezond voedsel”. Dus: toch land sharing

De BBB dan? Inderdaad treffen we hier invloeden van het ecomodernisme, bijvoorbeeld via stimulering van “zowel initiatieven voor kleinschalige landbouw als die voor grootschalige en hoogproductieve landbouw. Beide dragen op een andere wijze bij aan verduurzaming.” De overbrugging van de patstelling tussen de tovenaars en de profeten in het landbouwdebat is al langer een strijd die we met WePlanet Nederland voeren. 

BBB neemt geen afstand van de intensieve landbouw. Maar wat wordt precies bedoeld als er staat: “Ruimte die ontstaat door vrijwillige bedrijfsbeëindiging wordt ingezet om voor andere agrarische ondernemers continuïteit te bieden”? Waar ecomodernisten ervoor pleiten dat het vrijgekomen land gaat naar de bever en de bosuil, lijkt de BBB hier te kiezen voor de buurman. Echter, deze ‘ruimte’ kan ook figuurlijk worden geïnterpreteerd, waarbij het niet direct gaat om het overdragen van land, maar om het creëren van operationele en beleidsmatige ruimte, waardoor andere boeren minder druk ervaren en hun bedrijvigheid kunnen voortzetten zonder de dreiging van gedwongen stopzetting. De tekst zoals die nu voorligt, laat ruimte voor beide interpretaties.

Voor WePlanet Nederland is intensivering van de landbouw in elk geval geen doel op zich; het is een middel om ruimte te maken voor natuur. 

 

Modernisering in de landbouw 

Het liefst zien we ook bij de intensieve landbouw een zo laag mogelijke druk op het milieu: minder gebruik van pesticiden, minder watergebruik, et cetera. Het zijn doelstellingen die onder meer weerklank vinden bij NSC: “We steunen de sector bij innovaties om met minder water, energie, meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen een goede productie te halen.” 

Om die doelen te halen, zijn moderne technieken nuttig. Het gebruik van pesticiden kan omlaag dankzij nieuwe genetische technieken zoals CRISPR-Cas. Het watergebruik kan omlaag met verdere ontwikkeling van “precisielandbouw”. 

>> Luister de podcast: Hoe Europa worstelt met moderne landbouw 

Deze modernisering van de landbouw wordt hier en daar expliciet omarmd. De BBB wil dat nieuwe veredelingstechnieken in Europa “nu snel” worden toegelaten, “zodat we de voorsprong die wij wereldwijd hebben op het gebied van veredelen van gewassen niet nog verder verliezen”. Over de toenemende efficiëntie in de landbouw stelt VVD ferm: “We blijven vooroplopen in Europa om nieuwe, duurzame vormen van voedselproductie te stimuleren.” JA21 erkent dat “Nederlandse boeren zijn gebaat bij een politiek die stimulerend en ondersteunend werkt richting een meer duurzame en robuuste vorm van land- en tuinbouw.” 

Deze aanpak van verdere verduurzaming van de landbouw stuit op verzet van de Partij voor de Dieren. Het partijprogramma meldt ten onrechte dat gentech “alleen” ten goede zou zijn gekomen van “geïndustrialiseerde en vervuilende vormen van landbouw”, en een “bedreiging” vormt voor de biologische teelt vanwege het risico op vermenging. 

GroenLinks-PvdA wil vasthouden aan de strenge Europese regelgeving op dit gebied en pleit in het geval van technieken als CRISPR-Cas voor een “toets op maatschappelijke waarde”. 

 

Dierenwelzijn 

De grootste winst in het landgebruik is het terugdringen van de veehouderij. Dit voorkomt ook een hoop dierenleed. Daarom lanceerde WePlanet eerder dit jaar de campagne Reboot Food: een oproep om onze eiwitten en vetten niet meer te halen uit vee, maar uit micro-organismen, zoals via ‘precisiefermentatie’. De campagne trok veel internationale aandacht, ook in Nederland, waar steun kwam van onder meer Rutger Bregman

Niet verwonderlijk steunt de Partij voor de Dieren die beweging. De partij wil “een forse krimp van het aantal dieren in de veehouderij” en een einde aan de insectenkweekindustrie. Ontwikkelingen zoals kweekvlees en precisiefermentatie wil de partij stimuleren. 

>> Luister de podcast: Een voedselrevolutie: van veeteelt naar fermentatie 

Die steun is het sterkst te vinden bij GroenLinks-PvdA: “We bevorderen de eiwittransitie, met als tussendoel dat in 2030 onze eiwitten voor 60% uit plantaardige bron komen en voor 40% uit dierlijke bron. We stimuleren de ontwikkeling en de opschaling van de productie van ‘cellulaire landbouw’ (precisiefermentatie en kweekvlees).” 

Ook de VVD wil deze technieken bevorderen, maar toont weinig ambitie met deze zin: “De melkveehouderij is niet weg te denken uit het Nederlandse cultuurlandschap.” Voor intensieve veehouderij ziet VVD een rol, “op voorwaarde dat er stappen gezet worden op het gebied van dierenwelzijn”. 

NSC schrijft koeltjes: “Voor intensieve varkens-, geiten-, kalver- en kippenhouderij zal minder ruimte zijn.” Deze sectoren moeten bovendien meer doen aan dierenwelzijn. De SP heeft plannen om te stoppen met de “grootschalige bio-industrie”. 

D66 wil “een verbod op kiloknallers” en “zet zich in om kweekvlees zo snel mogelijk in de supermarkt te krijgen”. Volt wil “een verbod op supermarktaanbiedingen op vlees” en investeren “in de ontwikkeling van kweekvlees”. 

 

Klimaatbeleid 

Voor rechtse partijen is het hoofdstuk over klimaatbeleid een manier om flink van zich af te bijten. De PVV noemt het klimaatbeleid “onzinnig”. De partij wil de Klimaatwet intrekken, kolencentrales openhouden en een einde aan “de hysterische reductie van CO2”. Geen windturbines, geen zonnepanelen, geen biomassa. BVNL ziet ook niets in windmolens en ook niet in CCS (ondergrondse opslag van CO2), en wil het Klimaatakkoord opzeggen. FVD wil “direct stoppen met het huidige klimaatbeleid”. 

Wel is er op de rechterzijde interesse in adaptatie, waarbij Nederland de kwetsbaarheid voor klimaatverandering erkent en terugdringt. In de woorden van JA21: “Ons watermanagement, onze polders, dijken en Deltawerken: de hele wereld kijkt naar Nederland en wil van ons leren. Als er één land is dat in staat is om succesvol en adaptief om te gaan met klimaatverandering, dan is het Nederland.”

Op links klinkt juist de oproep om nog maar een tandje bij te zetten. Volt wil dat Nederland in 2040, dus tien jaar eerder dan gepland, “klimaatneutraal” is. BIJ1 spant de kroon en wil al in 2030 geen uitstoot van broeikasgassen meer. “Deze doelen worden wettelijk vastgelegd en zijn bindend.”

>> Luister de podcast: “De klimaatcrisis is iets anders dan praten over de klimaatcrisis”

 

Klimaat blijkt een breed thema. We doen een volstrekt willekeurige en onvolledige greep uit de partijprogramma’s:

De SP wil een CO2-heffing voor alle vervuilende bedrijven, “zonder vrijstellingen”. 

De Partij voor de Dieren vindt dat geen enkele sector is uitgezonderd van de klimaatdoelen. Dus: “De luchtvaart, scheepvaart, veehouderij en de financiële sector verliezen hun uitzonderingspositie.” 

GroenLinks-PvdA lijkt te erkennen dat het klimaatbeleid wat elitair is geweest en stelt nu: “De transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie kan alleen slagen als sociale rechtvaardigheid daarbij verzekerd is.” 

D66 stimuleert technieken die kunnen zorgen voor “negatieve emissies”. 

JA21 zet heel praktisch vol in op betere isolatie van woningen. 

Het CDA wil “extra aandacht” aan energiebesparing en zet in op alle energiebronnen die kunnen helpen bij de transitie. 

De SGP ziet “nog veel lege daken waar zonnepanelen op kunnen”, maar ziet ze liever niet op landbouwgrond of in de Noordzee. 

Volt kiest expliciet “voor een radicale klimaataanpak zonder taboes: alles op alles, én-én”. 

Klimaat blijkt in de verkiezingsprogramma’s een potpourri, waarin vooral veel grote woorden met elkaar worden gemengd. 

 

Kernenergie 

In navolging van de beste internationale studies erkennen ecomodernisten de prominente rol die kernenergie kan spelen een effectief klimaatbeleid. Omdat kerncentrales geen CO2 uitstoten zijn ze de beste vervanger van kolencentrales en gascentrales, die bovendien met weinig grondstoffen in staat zijn om op slechts weinig landoppervlak te voorzien in de groeiende vraag naar stroom, onder meer voor elektrische auto’s en de productie van waterstof. 

Wat ecomodernisten betreft, is de houding ten opzichte van kernenergie de lakmoesproef. Werkt een partij de bouw van kerncentrales tegen, dan wordt klimaatverandering niet voldoende serieus genomen en niet effectief genoeg bestreden. 

Wat zeggen de partijen over kernenergie? Er is over het algemeen steun. Volgens Volt hoort kernenergie “in de energiemix”. NSC erkent de “onmisbare bijdrage” van kernenergie en wil “ten minste twee nieuwe kerncentrales”. Ook JA21 wil kernenergie en spreekt van “schone, stabiele, betaalbare en toekomstbestendige elektriciteitsproductie op eigen bodem”. De BBB wil de bouw van de geplande kerncentrales versnellen en voegt toe dat er ook SMR’s (kleine, modulaire reactoren) moeten komen, “zodat we 24 uur per dag elektriciteit, waterstof en warmte kunnen produceren”. Sowieso blijken SMR’s populair, of in elk geval onderzoek naar de mogelijkheden daarvan. 

>> Luister de podcast: Wie is er bang voor kernenergie? 

Soms is de steun weinig enthousiast. De ChristenUnie ziet kernenergie als “een integraal (tijdelijk) onderdeel van het Nederlandse energiesysteem” en merkt op dat “duurzamere vormen van energie onze voorkeur” hebben. Denk schrijft: “Kernenergie sluiten we niet uit als optie”. 

Geheel volgens verwachting, maar toch teleurstellend is het standpunt van GroenLinks-PvdA: “Geen nieuwe kerncentrales.” De partij hoopt dat er over een jaar of vijftien zoveel zonnepanelen en windmolens in Nederland zijn, dat kerncentrales “nauwelijks nog een rol van betekenis spelen in ons energiesysteem”. De SP eist bij kernenergie “duurzame winning van grondstoffen” en “een milieuveilige oplossing” voor de opslag van kernafval, waardoor kernenergie wordt afgewezen. Het zijn overwegingen die de partij niet maakt als het gaat om grondstoffen of afval van zon en wind.

Wat zeggen nu de drie partijen met een lijsttrekker die zich expliciet hebben uitgesproken vóór kernenergie? 

Bij het CDA van Henri Bontenbal valt op dat kernenergie pas wordt genoemd na een lang rijtje energiebronnen met daarin onder meer biomassa, aardwarmte en zelfs aquathermie. De partij stelt zuinig vast dat kernenergie “nodig” is en door wil gaan met de bouw van twee nieuwe kerncentrales “met aandacht voor de voorwaarden die lokaal worden gesteld”. Het houdt niet over. 

Bij het D66 van Rob Jetten gaat het evenmin van harte. De partij rept over allerlei voorwaarden rondom ontmanteling en afvalberging. D66 eist “subsidiëring en financiële steun en garanties” en vindt dan dat de gevolgen van “de verstorende werking van deze gesubsidieerde dure kernstroom” moet worden beperkt voor aanbieders van stroom uit zon en wind. Ook wil de partij graag de optie openhouden dat een toekomstige regering de centrale weer kan sluiten “wanneer een schoner en goedkoper duurzaam energiesysteem voorhanden en door de overheid gewenst is”. Ofwel: liever geen kernenergie. 

De VVD van Dilan Yeşilgöz-Zegerius zegt onomwonden: “We gaan aan de slag met moderne en veilige kerncentrales. Kernenergie is onmisbaar in een klimaatneutrale samenleving. Daarom zetten we de huidige plannen door en gaan we volop door met het bouwen van nog meer kerncentrales.” De liberalen willen “alle duurzame opties voor elektriciteitsopwekking, waaronder tenminste vier grote kerncentrales en de bouw van meerdere kleine kerncentrales.” 

 

Behoud van natuur  

We zagen het al hierboven, in het stukje over landbouw en natuur: de ambities voor de terugkeer van natuur in Nederland zijn laag. Biodiversiteit moet kennelijk vooral worden verzorgd door biologisch boeren te stimuleren. Op die manier zal er nooit een groots plan komen voor een radicale herinrichting van Nederland, zoals bijvoorbeeld dit plan

Vaak grossiert het in de partijprogramma’s van vaagheden als het aankomt op natuur. Zo stelt de BBB: “Biodiversiteit is niet alleen een zaak van natuurbeheerders en landbouwers, het is een zaak voor eenieder die een verantwoordelijkheid heeft voor een deel van de buitenruimte, dus ook in wijken, steden en dorpen.” Wat wordt hier precies bedoeld? 

En D66 meldt: “We zien het belang en de kracht van onze natuur; we koesteren ons landschap en erfgoed, versterken biodiversiteit en zetten in op ecosysteemdiensten voor onze brede welvaart.” Maar: wanneer we het ecosysteem gaan gebruiken om nuttige diensten te leveren,  leidt dat juist tot een zwaardere druk op de natuur. Volgens ecomodernisten moeten we juist ruimte voor natuur scheppen vanwege de intrinsieke waarde van natuur, niet vanwege het economische belang van natuur. 

>> Luister de podcast: Wat verstaan we onder natuur? 

Iets daarvan zien we terug bij de VVD. “We zorgen voor vergroening van onze leefomgeving. We genieten van de natuur.” De liberalen willen expliciet niet “een hek om natuurgebieden” zetten. Maar wat wordt bedoeld als er vervolgens staat: “juist door kansen te zien waarbij natuur en economie elkaar kunnen versterken”? 

De Partij voor de Dieren heeft een interessante voorwaarde bij bouwprojecten. “Activiteiten en projecten die ten koste gaan van bestaande natuur mogen alleen doorgaan als ze aantoonbaar bijdragen aan biodiversiteits- en klimaatdoelen op de lange termijn. Als opoffering van natuur onvermijdelijk is, wordt vooraf en in de directe omgeving een dubbele hoeveelheid natuur gerealiseerd.” 

Wat opvalt, is vooral het onvermogen om groots te durven denken over de terugkeer van natuur in Nederland. Zo klaagt het CDA: “Voor de wolf is geen plek in Nederland.” Het toont de hypocrisie: kennelijk is het een ondraaglijk bloedbad wanneer een wolf een schaap aanvalt, maar intussen gaan er elk jaar miljoenen varkens, miljoenen runderen en honderden miljoenen kuikens naar het slachthuis. 

Het is alom bekend dat de wolf heel goed is voor de biodiversiteit. De terugkeer van de wolf zet juist het denkraam open over de mogelijkheden om nog veel meer natuur te creëren. 

 

Techniek en innovatie 

Hier en daar stuitten we, dankzij het onverzettelijke werk van ChatGPT, op mooie denkrichtingen in de verkiezingsprogramma’s. Het nut van techniek wordt volgens ecomodernisten vaak onderschat. Daarom was het fijn dat een aantal partijen specifiek de rol van technische innovatie benoemden.  

Zo toont D66 zowel ambitie als ‘techniektrots’ als de partij schrijft dat ze wil “investeren in innovaties die het verschil maken. Onze investeringen in innovatie vormen de sleutel tot nieuwe ‘wereldwonderen’ die bijdragen aan brede welvaart.” 

JA21 gaat een stap verder en breekt een lans voor technische opleidingen. Minimaal 3 procent van het bbp moet worden geïnvesteerd in “onderzoek & ontwikkeling (R&D) voor een sterke en innovatieve economie”. De partij merkt op dat de vier technische universiteiten hierin een belangrijke rol moeten krijgen. 

>> Luister de podcast: Leve het technisch vernuft 

NSC ziet “het belang van regionale broedplaatsen voor startups en scale-ups, waar startende, groeiende en gevestigde ondernemers samen met onderwijs- en kennisinstellingen werken aan doorbraken op het gebied van technologie en duurzaamheid.” 

Er waren andere parels. BVNL benoemt dat de voedselproductie kwetsbaar is en wereldwijd onder druk staat. “De Nederlandse landbouw is de meest duurzame ter wereld. Wij moeten trots zijn op onze boeren en onze vruchtbare gronden koesteren.” 

En bij het CDA zagen we een gloedvol pleidooi om boeren, leraren en zorgmedewerkers meer zeggenschap over hun werk te geven en meer erkenning voor hun vakmanschap. “We schrappen zoveel mogelijk onnodige regels, administraties en voorschriften die mensen in de weg zitten om het goede te doen. De overheid kiest voor langjarige, voorspelbare doelsturing in plaats van middelsturing.” Dit sluit nauw aan op de visie van Rudy Rabbinge, voorzitter van WePlanet Nederland en voormalig senator namens de PvdA. 

Het mooist vonden we deze zin in het programma van Volt: “Volt heeft een positief mensbeeld: een mensbeeld van vertrouwen.” Kom daar in de politiek maar eens om. 

 

Eindoordeel 

Tja, wat valt hier nu uit op te maken? Allereerst moeten we de tekortkomingen van onze werkwijze accepteren. ChatGPT is niet volmaakt. We hebben ongetwijfeld nuances gemist. Bovendien hebben we niet alle thema’s behandeld die voor ecomodernisten belangrijk zijn, zoals ontwikkelingssamenwerking en democratie. 

Wat zien we wél? 

Opvallend is dat de problemen die ecomodernisten aankaarten, vooral worden erkend door partijen die links van het midden staan. De oplossingen die ecomodernisten aandragen, worden echter vooral onderschreven door partijen die rechts van het midden staan. 

Deze constatering sluit aan bij wat we eerder schreven in het boek Ecomodernisme: Het nieuwe denken over groen en groei uit 2018. Het pragmatische ecomodernisme “zou de polarisatie links-rechts in de politiek weleens kunnen overstijgen”, schreven we destijds. 

Een professor milieuethiek had eerder het ecomodernisme al eens omschreven als een “eclectisch, ondogmatisch liberalisme dat bereid is om zijn vooronderstellingen te betwijfelen en eventueel te wijzigen”. Hij stelde het ecomodernisme gelijk aan “milieubescherming voor iedereen”. 

>> Luister de podcast: Nilüfer Gündoğan: Een ecomodernist in de Nederlandse politiek 

In Nederland is de politiek versnipperd geraakt. Coalitievorming noopt tot verzoenende gesprekken met politieke opponenten. Juist dat perspectief kan betekenen dat een deel van de oplossingen vanuit het ecomodernisme zal worden uitgevoerd. 

Boven alles merkten we dat het bij de partijen vaak ontbreekt aan een coherente visie op de toekomst. Hoe willen we onze moderne samenleving in balans brengen met het verlangen naar meer natuur? Welke rol speelt techniek in dat streven? Hoe willen we omgaan met dieren? Het zijn vragen waarop geen enkele partij heldere antwoorden biedt – en waarbij ChatGPT niet zal helpen. 

We wensen u daarom veel sterkte en succes in het stemhokje op 22 november. 

>> Luister de podcast: Politieke partijen langs de meetlat van groen en groei

Ties Rijcken: Het water komt. Wat nu? | WePlanet Meetup #7 | 30 maart 2023 | 19:30u | OPEN Delft | Delft

De poolkappen smelten. De zeespiegel stijgt. Het water komt. In 2100 kan de zeespiegel in Nederland al een meter zijn gestegen. Wat nu? Worden we overrompeld? Wordt het onbetaalbaar om de voeten droog te houden? Moeten we verhuizen naar hoger gelegen gebieden?

Volgens Ties Rijcken, die publiceert en adviseert over waterveiligheid en waternatuur, kun je Nederland zien als één grote ‘watermachine’, waaraan technische experts en instituten voortdurend sleutelen om haar optimaal te laten werken. Ook als de zeespiegel alsmaar stijgt, kan die machine goed functioneren. Ties komt bij de aanstaande WePlanet Meetup op 30 maart in De Torteltuin van OPEN Delft vanaf 19:30u vertellen wat er moet gebeuren als het water komt, over ons vermogen om ons aan te passen aan een veranderende natuur, en over vertrouwen in techniek die ons allen beschermt.

Ties publiceerde hierover recentelijk een artikel op WePlanet (lees het artikel van Ties hier) en was te gast bij onze podcast, Welkom in het Antropoceen (klik hier om de aflevering te beluisteren).

Er is beperkt plek en entree is gratis, dus meld je zeker aan. Kom langs en leer met ons mee. Uiteraard sluiten we de avond zoals gewoonlijk af met een borrel. Tot snel!

Ties Rijcken: Het water komt. Wat nu?
WePlanet Meetup #7 | 30 maart 2023 | 19:30 – 21:30
De Torteltuin (OPEN Delft) | Vesteplein 100 | 2611WG | Delft

Aanmelden

De zeespiegel stijgt. Wat nu?

Stimuleringsbeleid van laag naar hoog Nederland zal nog eeuwen lang irrationeel zijn, maar we moeten wel vertrouwen houden in technologie en instituties.

Tekst en afbeeldingen: Ties Rijcken

Een paar keer per jaar komt Timon bij mij in de tuin werken. Daar verheug ik me altijd op. Als vijfenveertigjarige waterprofessional hoor ik graag hoe hij als twintigjarige filosofiestudent naar de wereld en zijn toekomst kijkt. Veel van zijn vrienden zijn serieus zwartgallig , vertelde hij laatst. Wat heeft het allemaal voor zin, als de zeespiegel stijgt en we Nederland op termijn toch moeten teruggeven aan de golven? 

Hij zei er wel bij, dat zij volop speculeren over economie en politiek, maar dat voor hen allen het fysieke stuk een blinde vlek is: ze hebben eigenlijk geen flauw idee hoe Nederland geografisch en technisch functioneert ten opzichte van de stijgende zee.

Wat staat ons te doen aan de zeespiegelstijging, in de eeuwen die voor ons liggen? In dit artikel schijn ik enig licht op de blinde vlek van Timon en zijn vrienden.

Eerst de kale feiten. Nederland is voor meer dan de helft van het oppervlakte overstroombaar. Om het naderende water het hoofd te bieden, zo horen we vaak, zouden we bovenal moeten inzetten op mitigatie, ofwel: reductie van CO2-uitstoot. Immers, geen hogere CO2-uitstoot, geen hogere zeespiegel. 

Klopt deze redenering?

Het terugdringen van broeikasgassen is belangrijk. Maar in wezen doen we dat niet zozeer voor onszelf; we doen het omdat we er vanuit gaan dat genoeg andere landen dit óók doen, in de hoop dat we samen verdere opwarming van de aarde op tijd kunnen stoppen. De miljardeninzet overal ter wereld op CO2-reductie is bewonderenswaardig, juist omdat we niet zeker weten dat het goed zal aflopen en omdat niemand het voor zijn eigen hachje doet. We doen het voor alle levende wezens op de planeet.

Adaptatie, ofwel: aanpassing aan de klimaatverandering, doen we daarentegen voor ons directe eigen belang. De goede afloop hebben we zelfs in eigen hand – als we tenminste vertrouwen houden in onze technologie en onze instituties.

Het conceptontwerp de ‘Hollandkering’ levert in combinatie met de bestaande Maeslantkering een zeer hoge betrouwbaarheid op, waardoor bij een stijgende zee in het benedenrivierengebied (van Hoek van Holland tot aan Gorinchem) op dijkversterkingskosten, overlast en uitstoot te besparen is.

De zeespiegelstijging is klote

Een stijgende zee kost geld. Op dit moment werken Rijkswaterstaat, waterschappen, provincies en havenbedrijven aan wat ik de Nederlandse Watermachine noem. Aan de delen van de Watermachine die gevoelig zijn voor zeespiegelstijging zetten ze jaarlijks 1,5 à 2 miljard euro om: beleidsontwikkeling, investeringsprojecten en dagelijks beheer en onderhoud.

Volgens vuistregels in de civiele techniek kom ik op de volgende kosten voor 1 meter zeespiegelstijging (ruim gerekend, zonder discontovoet, zie dit achtergrondartikel met onderbouwde schattingen van mijn hand; Rijkswaterstaat werkt momenteel aan nauwkeuriger berekeningen):

  • 20 miljard euro voor het versterken van dijken en dammen; 
  • 16 miljard euro voor het aanpassen van sluizen en stormvloedkeringen; 
  • 34 miljard euro voor het ophogen van buitendijkse gebieden zoals havens, de stranden (10 kilometer breed gerekend) en buitendijkse intergetijdennatuur; 
  • 4 miljard euro om neerslag en kwel van beneden zeeniveau een extra meter omhoog naar zee te pompen.

Dat is 74 miljard euro in totaal. 

Dit bedrag per meter loopt iets op na een meter of twee zeespiegelstijging. Met slimme innovaties kan het bedrag omlaag en sowieso is het sterk afhankelijk van de wereldeconomie en energieprijzen. (De berekeningen heb ik gedaan vóór de Oekraïneoorlog). 

Laten we voor het gemak afronden naar boven en uitgaan van 100 miljard euro per meter zeespiegelstijging. Voor een zeespiegelstijgsnelheid van 1 centimeter per jaar (dat is vijf maal sneller dan in de 20ste eeuw) is dat dus 1 miljard euro per jaar, stap voor stap uit te geven, steeds aan de meest prangende onderdelen van de Watermachine. 

Hoeveel is 1 miljard euro? Het is ongeveer twee keer zo veel als wat we nu jaarlijks in de dijken en de kust investeren (naast beheer en onderhoud). Het is ruim 0,1% van het BNP, ruim 0,2% van de Rijksbegroting en ruim 1% van de omzet in de bouw.

Is dit veel of weinig? Het moet, voorlopig, op te brengen zijn, maar we kunnen dit geld dan natuurlijk niet besteden aan andere zaken als onderwijs, zorg of klimaatmitigatie. De zeespiegelstijging is nu eenmaal klote, net als asbest in je huis of een slechte fundering. Het geld kan komen uit de Rijksschatkist, uit waterschapsbelasting en havengeld. 

De uitdaging is vervolgens om het slimmer aan te pakken dan volgens de basistechnieken waar de vuistregels achter mijn berekening op gebaseerd zijn: tegen minder kosten, minder uitstoot, minder verstoring van de natuur en met meer bijkomende baten. Zie bijvoorbeeld mijn eigen conceptontwerpen in de afbeeldingen bij dit artikel.

Welkom in de “lock-in”

Misschien vind je dit alles ingewikkeld, vind je de kosten te hoog, vertrouw je mij of de civiele techniek niet, of heb je nog altijd gewoonweg het onbestemde gevoel dat we hoe dan ook ooit weg zullen moeten uit ons drassige kikkerlandje.

“Het is als een gigantische betonnen plaat die we met z’n allen omhoog houden en die steeds zwaarder wordt”, zegt mijn hoogopgeleide vriend en leeftijdgenoot Ernst. “Ooit verplettert die plaat ons allemaal.” Ernst heeft serieuze plannen om naar Tsjechië te verhuizen.

Het staat iedereen natuurlijk vrij om hun eigen risicoinschattingen te maken. De overheid moet dit uiterst zorgvuldig doen en zich realiseren dat zelfs maar een suggestie in de richting van verhuizen van lage naar hogere gebieden een signaal afgeeft en op sentiment inspeelt in binnen- en buitenland: het begin van een afbrokkelend vertrouwen in de Watermachine. 

Er zijn serieuze denkrichtingen binnen overheid, politiek en kenniswereld rond het idee dat we vanwege de klimaatverandering moeten stoppen met het verder verstedelijken van laag Nederland: “zoek het hogerop”.

Het lijkt in eerste instantie best logisch om niet in een laaggelegen veengebied of diepe droogmakerij te bouwen terwijl de zee stijgt. Echter, het gaat niet om de ligging ten opzichte van NAP, maar om de plek in de Watermachine. 

Voor het polderbeheer is het verschil tussen een polder van 3 meter onder NAP en een van 4 meter het gemaaltje dat er tussen staat. Eeuwig moeten doorpompen lijkt eng, maar het kost bijna niks: een meter extra omhoog pompen kost zo’n 20 miljoen euro per jaar (tegen de energieprijzen van 2021). De huidige waterschapslasten van een paar tientjes per persoon per maand (waarvan 40% rioolwaterzuivering) laten zien dat polderbeheer niet duur is.

Een ander bezwaar bij het verder verstedelijken in laaggelegen polders zou zijn dat we toch ooit zullen moeten verhuizen. Hoe meer we nu verder verstedelijken, hoe meer we ons ingraven in ons fort in zee; ook wel een “lock-in” genoemd.

De keuze om wel of niet in een lock-in te duiken speelt vooral als een gebied nog onbewoond is. Als je daar een dijk bouwt, zullen er bouwwerken achter verrijzen. Als dat er steeds meer worden, zal je samen de dijk verder versterken. En zo verder, tot je ooit toch opeens wordt weggespoeld – of tot je, zoals in laag Nederland, een internationaal powerhouse hebt opgebouwd met meer dan 10 miljoen inwoners en een grond- en vastgoedwaarde van biljoenen euro’s. 

Beschermd door dijken, dus een lock-in: zeker. Maar elke investering en elke keuze is een grote of kleine lock-in. Dat een keuze iets vastlegt, is nou juist wat kiezen moeilijk maakt. 

Waarvoor is stoppen met verstedelijking in laag Nederland een oplossing? “De gemaalkosten worden te hoog,” klinkt het. Dit is, zolang energie betaalbaar blijft, niet waar. 

“Omdat we de lock-in moeten doorbreken?” Dit is abstract. Laten we het concreet houden.

Overstromingsrisico

Bij een overstroming is er minder schade als we ons gedeeltelijk terug hebben getrokken uit laag Nederland door er minder te bouwen. Hoe groot kan dit effect zijn? In de vakwereld werken we met het overstromingsrisico: kans maal gevolg.

Kans: in de Nederlandse geavanceerde waterbouw hebben dijken een “faalkans”: een schatting van de kans dat de dijk doorbreekt, gegeven de laatste kennis over waterstanden en de staat van de dijk. Sinds 2017 zijn maximale faalkansen verankerd in de Waterwet. We berekenen ze met de beste methoden ter wereld. We vergelijken ze met acceptabele faalkansen uit de wet. Vanuit de verschillen daartussen versterken we dijken.

De kans dat er een duin of dijk rond Noord- of Zuid Holland doorbreekt, is nu zo’n 1 op 10.000. Volgens de nieuwe Waterwet moet dat nog kleiner worden. Op Schiermonnikoog of langs de Alblasserwaard is de kans op doorbraak van een dijk groter, maar nog steeds heel klein. (Zie bijvoorbeeld de Veiligheid Nederland in Kaart-studie en het Waterveiligheidsportaal.)

Gevolg: de schade bij een overstroming hangt af van de manier waarop de dijk doorbreekt, de diepte van een gebied en de duur van het hoogwater.

Sommige rivierdijken zijn relatief smal, zodat gaten snel uitslijten. Aansluitende polders liggen vaak laag en de piek van de rivierafvoer kan dagen duren. Dan ontstaat er een enorme schade – bijvoorbeeld in de Betuwe, met potentieel tientallen miljarden euro’s schade per gat. Veel zeedijken en duinen zijn zo zwaar, dat zelfs bij een superstorm het gat maar langzaam groeit. Het gebied erachter is meestal niet zo diep en de piek van de storm duurt maar een paar uur. Een overstroming geeft dan enkele miljarden euro’s schade per gat.

Ook het ‘Haringvlietgemaal’ bespaart op dijkversterkingskosten. Als de stormvloedkeringen dicht zijn bij storm, pompt dit megagemaal het rivierwater naar zee.

Hoe meer verstedelijking, hoe meer schade. Stel het lukt met honderd jaar lang actief stimuleringsbeleid om 10 procent van de nieuwe verstedelijking in laag Nederland te verplaatsen naar hoog Nederland, dan is de totale land- en vastgoedwaarde in laag Nederland na honderd jaar zo’n 5 à 10 procent minder waard dan zonder verplaatsingsbeleid.

Risico is kans maal gevolg. De vermindering van het risico door het verplaatsingsbeleid is na 100 jaar dus 1/10.000 maal 5 à 10 procent, zo’n miljoen euro (per jaar) als een storm tien gaten slaat.

Tegenover deze baat staan kosten. Ten eerste de moeite die het ruimtelijke ordeningsapparaat moet doen om verstedelijking van laag naar hoog Nederland te stimuleren. Ten tweede de duizenden mensen die liever in laag dan hoog Nederland wonen, maar voor wie de situatie te kwetsbaar geacht wordt – zelfs al wonen er al honderdduizenden mensen.

De grootste kostenpost lijkt mij echter het volgende: als de overheid openlijk aangeeft laag Nederland te kwetsbaar te vinden voor nieuwe verstedelijking, jaag je mensen die al laag wonen de stuipen op het lijf. Buitenlandse bedrijven en personen zullen zich afwenden van Nederland om in te investeren of te wonen. 

Immers, bijna niemand rekent zelf.

Vertrouwen in de Watermachine

“Ja maar, het voelt gewoon niet goed om in laag Nederland te blijven verstedelijken, terwijl de zeespiegel stijgt. Ooit zullen we toch moeten verhuizen? Kunnen we niet een beetje van beide doen: dijken versterken én het hogerop zoeken?”

Gevoel is lastig. Met een rationele bril stoppen we met iets beschermen op het moment dat het beschermen duurder is dan wat het beschermde waard is: een “break-even”-punt. Als de zee blijft stijgen, wordt dit punt ooit bereikt. 

In een vereenvoudigde berekening kom ik voor Vlieland op 0,65 meter, Texel 1,2 meter, westelijk Walcheren 12 meter, Friesland en Groningen 25 meter en geheel laag Nederland 145 meter. Als we elk jaar een beetje versterken, bereiken we de break-even-punten nooit, behalve misschien voor de Waddeneilanden.

“En de bodemdaling dan? Dat gaat ook maar door! En het gaat ook steeds harder regenen!”

Bodemdaling wordt vaak in één adem genoemd met de zeespiegelstijging. Dat is niet terecht. Het probleem van de bodemdaling betreft vooral oude gebouwen en oude infrastructuur die verzakken door een zwakke fundering. De kosten hiervan lopen volgens het Planbureau voor de Leefomgeving in de tientallen miljarden, maar het is niet zo, dat laag Nederland centimeters per jaar aan het zakken is.

Een zwak punt in het huidige Nederlandse dijkensysteem is de 2 kilometer lange dijk die dwars door historisch Dordrecht loopt. Bij zeespiegelstijging is deze ‘Boulevardkering’ ook om Dordrecht heen te leggen, niet als dijk van grond en steenbekleding maar als constructie van staal en kunststof.

Wat wel centimeters per jaar zakt, is het veenweidegebied. Daar is wat aan te doen en bovendien hebben zakkende veenweidegebieden weinig invloed op het totale overstromingsrisico. Overstromingen beschadigen vooral gebouwen. Die verzakken dus wel, hier en daar, maar zakken niet grootschalig als geheel. En vooral wordt het overstromingsrisico gedomineerd door de faalkans van dijken en hoe snel de gaten in de dijken groeien.

Het gaat ook vaker harder of juist helemaal niet regenen, en dat is vervelend. De waterschappen kunnen hier van alles aan doen en dat doen ze ook al eeuwen. 

De afvoer van de grote rivieren en de deltawerken zijn ingewikkeld en bewerkelijk, maar ook aan die onderdelen van de Watermachine valt prima te sleutelen als het er daadwerkelijk op aan komt. (Zie bijvoorbeeld de conceptontwerpen afgebeeld bij dit artikel en deze verhandeling over de benedenrivieren.)

De betonnen plaat waar Ernst bang voor is, is zo zwaar niet. We tillen de plaat met zo velen, dat een pink per persoon de plaat omhoog houdt.

We moeten wel blijven staan. Hoe meer mensen onder de plaat vandaan kruipen uit angst ervoor, hoe meer de anderen moeten tillen.

Tot slot

Ik begon over deze thema’s na te denken toen ik twintig jaar geleden als ontwerper innovaties bedacht voor drijvende steden. Ik wist toen net zo weinig van de Watermachine als Timon en zijn vrienden nu. Inmiddels ben ik gepromoveerd in de waterbouw en noem ik me publicist en innovator over waterveiligheid en waternatuur. In mijn vrije tijd lees ik graag over economie en psychologie.

Ik meen dat de essentie van de discussie over adaptatie gaat over vertrouwen. Niet alleen in de Watermachine in het bijzonder, maar ook in ons technische, organisatorische en reflectieve vermogen in het algemeen. Een betrouwbare overheid, een competitieve economie, betaalbare energie, een gezonde financiële sector, structurele kennisontwikkeling, kritische journalistiek, goed onderwijs.

“We vertrouwen er nu misschien op, maar hoe zit het met dit vertrouwen op de ultralange termijn?” Een goede vraag, geen eenduidig antwoord. Voer voor filosofen, zoals Timon.

Nawoord

Timon mailde mij na het lezen van dit artikel het volgende: “Aan het eind raak je de kern van van mijn zwartgalligheid. Je vraagt een enorm vertrouwen in een ingewikkeld complex van ketenen die niet allemaal even berekenbaar zijn als de technische en economische dimensies waar jij je op hebt gestort. Afgezien nog van de (geo-)politieke, (socio-)economische en ecologische bedreigingen die het klimaatprobleem met zich meebrengt dat is bij elkaar een te groot domein om iets zinnigs over te schrijven, noch is het het meest directe probleem voor Nederland is het de onzekerheid die dit gigantische vertrouwen met zich meebrengt, dat ons onze existentiële zorgen baart.

Vertrouwen in de Watermachine, de techniek, de wetenschap, zelfs de politiek is niet de grootste horde, hoewel jouw stuk een aangenaam licht schijnt op mijn blinde vlek. Het is ook juist die notie van rationaliteit die je in je titel hanteert een economische of technische rationaliteit die iets rationeel mag noemen op basis van een positieve kosten/baten-balans waar onze leiders mee denken, die in brede zin niet altijd rationeel is gebleken.

Jouw analyse is een contingentie, die zich berust op een zeker techno-optimisme, het geloof dat de rationaliteit, techniek en wetenschap uiteindelijk voor een goede afloop zullen zorgen.”

Ik begrijp de bezwaren van Timon. Mijn wedervraag: wat is, voor een simpele kosten-baten rationaliteit, en voor inzetten op vertrouwen, het alternatief?

Ties Rijcken werkt onder meer als adviseur en spreker. Meer artikelen en innovaties over waterveiligheid en waternatuur zijn te zien op www.tiesrijcken.nl.

Ralf Bodelier: Lang Leve De Mens | WePlanet Nederland Meetup #3

De derde WePlanet Meetup, die plaatsvond op 25 augustus bij LAB111 in Amsterdam, was een groot succes. Zoals aangekondigd, maakte Ralf Bodelier korte metten met het misantrope argument van “overbevolking”.

Het argument van overbevolking is door de geschiedenis heen misplaatst maar soms ook ronduit kwaadaardig aangehaald en ingezet, met allerlei nare en onmenselijke resultaten ten gevolg. Ralf plaatste het argument in historische context en schetste een optimistisch toekomstbeeld aan de hand van harde cijfers. Conclusie? Het idee dat er te veel mensen op aarde zouden zijn, dat is een hardnekking fabel van alle tijden. Armoede, honger, klimaatdoden, vele onwenselijke fenomenen nemen, in tegenstelling tot de vele sombere voorspellingen, gestaag af, en wel dankzij economische groei en innovatie. De daaruit voortkomende welvaart is echter geen natuurlijk gegeven, maar een gevolg van menselijke inventiviteit en vrij ondernemerschap en vereist een zeker verantwoordelijkheids- en plichtsbesef.

Gegrepen door deze behoorlijke boodschap? Voor het eerst is de lezing ook opgenomen, dus, mocht je de meetup hebben gemist of wil je alles nog eens terugkijken, dat kan! Denk je, “nou, dat is razend interessant, ik wil meer”? Bestel dan het boek van Ralf.

Hopelijk tot ziens bij de volgende meetup. Tot dan!

Ralf Bodelier: Lang Leve de Mens | WePlanet Borrel #3 | 25 augustus | 20.00u | LAB111 | Amsterdam

De derde WePlanet meetup staat in de planning en jullie zijn van harte uitgenodigd!

Dit keer is onze gast filosoof en auteur Ralf Bodelier. Zijn onlangs gepubliceerde boek “Lang Leve de Mens” is een pleidooi voor een herwaardering van de mens als schepper, bouwer en beschermer. Ralf is, net als wij, overtuigd van het enorme vermogen van de mens om problemen op te lossen en presenteert een optimistische visie die afrekent met mistroostige misantropie.

| 25 augustus 2022 | LAB111 | Arie Biemondstraat 111, 1054PD Amsterdam | aanvang 20:00 uur |

Sluit je aan! We kunnen vele handen en slimme hoofden gebruiken voor onze acties en campagnes de komende tijd!

Er is beperkt plek en entree is gratis, dus meld je snel aan via onderstaand formulier:

Verslag tweede borrel WePlanet in Wageningen

In een door een wolkbreuk geteisterd Wageningen was het binnen bij café Loburg aangenaam vertoeven. Thomas Rotthier en Jan Deschoolmeester, beiden vanuit België hiernaartoe afgereisd, presenteerden hun nieuwe boek: ‘De wereld red je niet met minder, minder, minder…’

De filosoof, Thomas, vertelde vanuit historisch en evolutionair oogpunt waarom de mens juist nu zo technologisch ontwikkelde. Het rechtop lopen maakte onze handen vrij, onze minimale beharing maakte dat we goed konden zweten, wat ons een enorm uithoudingsvermogen gaf, en de explosieve groei van onze hersencapaciteit bood de nodige cognitie en intelligentie. De invloed van de mens op zijn leefomgeving, de natuur, de dieren, de wateren, is echter niet zonder verstrekkende gevolgen. Hoe zorgen we er bijvoorbeeld voor dat er voldoende voedsel wordt geproduceerd, zonder dat daarbij de biodiversiteit in het geding komt? Of wat kunnen we doen om iedereen van energie te voorzien, zonder dat daarmee de natuur onherstelbaar wordt vervuild? Hoe dan ook, we kunnen dergelijke problemen niet werkelijk oplossen door minder voedsel en energie te produceren en consumeren. Hoe dan wel?

De bio-ingenieur, Jan, gaf daar antwoord op. Kernenergie is nodig om voldoende energie te kunnen produceren en tegelijk vervuiling en CO2-uitstoot terug te dringen. Evenals genetische modificatie van planten is essentieel, om gewassen bijvoorbeeld resistent te maken tegen ziektes of er schadelijke stoffen uit te verwijderen. Ook hoog productieve landbouw in combinatie met land sparing is onmisbaar, waarmee de helft van de grond aan de natuur teruggegeven kan worden. En door bedreigde diersoorten te verhuizen naar voor hen geschikte(re) locaties of deze zelfs aan de veranderende omstandigheden aan te passen met genetische modificatie kunnen we een proactieve rol te spelen in het onderhouden van biodiversiteit.

Na de presentatie werd er uitvoerig gediscussieerd over onder andere de vraag hoe deze visie vertaald kan worden naar concreet beleid.

Wil jij de volgende keer ook meedoen en -borrelen? Schrijf je in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte van de activiteiten van WePlanet. Hopelijk tot ziens!

Wordt het niet tijd voor een veelkleuriger beeld van de mens?

We zien de mens steeds vaker als een roofdier dat zich verspreidt en verzadigt ten koste van alles. We spreken allang niet meer van bevolkingsgroei maar van ‘overbevolking’. Maar we zijn meer dan rovers en vernietigers, schrijft Ralf Bodelier. Mensen zijn ook ontwerpers, bouwers en beschermers.

 

Uit: de Volkskrant, 3 april 2021

 

Jonathan kiest voor de Partij voor de Dieren. Bij Nieuwsuur mag hij vragen stellen aan lijsttrekker Esther Ouwehand. Jonathan vraagt zich af waarom de PvdD zo weinig doet aan geboortebeperking. Jonathan is veganist, probeert zijn ecologische voetafdruk te minimaliseren en is principieel kinderloos. ‘Want beter dan een kleine ecologische voetafdruk is helemaal geen voetafdruk’, zegt Jonathan. Hij vraagt zich af waarom zijn partij zowel voor kinderbijslag is als voor het subsidiëren van kinderopvang.

Jonathan is allang de enige niet meer die zo denkt. Er groeit een vorm van antihumanisme waarin we alsmaar naargeestiger oordelen over ons eigen, menselijke bestaan. De mens is een roofdier dat zich verspreidt en verzadigt ten koste van alles. Wij zorgen voor een klimaatcrisis. Wij verwoesten de biodiversiteit. Wij zorgen voor smeltende ijskappen. Wij putten onze bodemschatten uit. Kortom: wij zijn vernietigers van de aarde. ‘De aarde heeft kanker en die kanker is de mens’, schreef de Club van Rome in 1974. ‘De ware vijand, dat is de mensheid zelf.’

In Nederland hoor je dit geluid bij biologen als Midas Dekkers en Jelle Reumer. ‘We moeten dringend iets doen aan de overbevolking’, zegt Dekkers in een recent interview met het Vlaamse Knack. ‘Er zijn gewoon veel te veel mensen op aarde. Boeren mogen almaar minder koeien houden, omdat te veel stikstof uitgescheten wordt. Maar mensen mogen zo veel kinderen krijgen als ze willen.’ Volgens Dekkers is elke nieuwgeboren baby ‘een nagel aan de doodskist van de wereld.’ ‘Het zou een schande moeten zijn dat je een kind krijgt.’

Reumer publiceerde vorig jaar het essay ‘Teveel’. Hij beschrijft het aardoppervlak als ziek en aangetast. Wat ooit ongerepte natuur was, is inmiddels verminkt door alles wat de mens heeft voortgebracht. Volgens Reumer zijn wij, mensen, een ‘invasieve exoot’ die de aarde al net zoveel schade toebrengt als de meteoriet die 66 miljoen jaar geleden de dinosaurus uitroeide.

Beroemde biologen als David Attenborough en Jane Goodall denken er niet anders over. Attenborough noemt de mens ‘een plaag op aarde’. En op het World Economic Forum in Davos beklemtoonde Jane Goodall dat ‘al die milieuproblemen waar we nu over spreken’ er niet geweest zouden zijn ‘als de mensheid nog de omvang zou hebben van 500 jaar geleden’. Dat was dus aanvang 16e eeuw, in een tijd toen we nog met zo’n 450 miljoen mensen waren. Met 7,3 miljard minder mensen dan vandaag.

 

Sakhalinwolf

Vanzelfsprekend maken Dekkers en Reumer, Goodall en Attenborough een belangrijk punt. Met veel minder mensen had de aarde er inderdaad heel anders uitgezien. Van een door mensen veroorzaakte klimaatverandering was in de vroege 16e eeuw immers nog geen sprake. Vandaag constateert het IPCC, het Klimaatpanel van de Verenigde Naties, niet alleen dat de temperatuur op blijft lopen, maar ook dat her en der hittegolven en extreme regenval zijn toegenomen. In de nabije toekomst kunnen ook droogte en tornado’s vaker opdoemen. Wanneer de temperatuur deze eeuw tegen de drie graden stijgt, stelt de klimaatverandering ons voor forse problemen.

Ook populaties wilde dieren waren in die 16e eeuw heel wat groter. Volgens het IUCN, de organisatie die bijhoudt hoe soorten er wereldwijd voorstaan, verdwenen de afgelopen 500 jaar ten minste 900 soorten. Dat zijn bijna twee soorten per jaar. Al zijn het er waarschijnlijk heel wat meer, omdat van de miljoenen soorten op aarde er nog maar 130 duizend door het IUCN beschreven zijn. En daarvan, zegt het IUCN, staan er maar liefst 40 duizend onder druk.

Klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit zijn door mensen veroorzaakte problemen. Reden waarom we jaarlijks en wereldwijd nu zo’n 130 miljard euro uitgeven aan subsidies voor hernieuwbare energie. En waarom we er ook een aardige cent over hebben om de orang-oetan en de panda voor uitsterven te behoeden. Vijfhonderd jaar geleden haalde niemand het nog in zijn hoofd om de ‘Sakhalinwolf’ of de ‘Atlasbeer’ te beschermen.

Ook de 16e eeuw kende zijn milieuproblemen. Zowel Thomas More als Michel de Montaigne schrijven in die tijd over de onvoorstelbare wreedheid tegen dieren, waarvan toen nog werd gedacht dat ze geen pijn voelden en niet konden lijden. In Nederland gingen massaal bossen tegen de vlakte: voor de bouw van huizen en schepen, maar vooral om te verstoken. In Engeland verbrandden huishoudens volop kolen. Boven Londen hing een permanente deken van rook. Roet daalde overal en doorlopend neer. De Londenaren spuwden zwart.

In die vroege 16e eeuw kwam de menselijke levensverwachting niet verder dan 35 jaar. Moeder- en kindersterfte waren torenhoog. Dysenterie, malaria, difterie, tyfus, pokken en lepra tierden welig. Bendes trokken door het land. Elk dorp had zijn eigen galgenveld. Overal in Europa woedden verwoestende oorlogen, van de Deens-Zweedse oorlog aan het begin van de 16e eeuw tot de Spaans-Engelse Oorlog aan het einde ervan.

Vierhonderd jaar later was alles anders. De wereldbevolking begon fors te groeien, van 1,9 miljard mensen in 1921 naar 7,8 miljard in 2021. Deze groei ging gepaard met een onvoorstelbare vooruitgang. Nooit eerder wisten we zoveel grote problemen terug te dringen dan in de honderd jaar die nu achter ons liggen.

Wereldwijd stierven in 1921 nog meer dan drie op de tien kinderen voor hun vijfde jaar, in 2021 zijn het er vier op de honderd. Wereldwijd leefde in 1921 nog zeven op de tien mensen in extreme armoede, nu zijn dat er, wereldwijd, minder dan een op de tien. In de afgelopen honderd jaar drongen we het aantal oorlogsdoden terug van twintig op de honderdduizend tot minder dan één op de honderdduizend.

Een van onze meest fascinerende én minst bekende prestaties is dat we erin slaagden het aantal klimaatdoden af te laten nemen. In de jaren ’20 van de vorige eeuw stierven jaarlijks rond de 500 duizend mensen aan stormen, droogte, overstromingen en hittegolven. Het afgelopen decennium waren het er minder dan 20 duizend per jaar. Verrekend met de bijna zes miljard mensen die er sindsdien bijkwamen, is dat een daling van 98 procent. En dat alles gebeurde dus ondanks de klimaatverandering, ondanks het verlies aan biodiversiteit en ondanks de immense bevolkingstoename. Wanneer het al niet gebeurde dankzij deze toename.

Want zouden we die enorme toename aan kwaliteit ergens aan toe moeten wijzen, dan is het ons probleemoplossend vermogen. We zijn heel wat meer dan enkel rovers en vernietigers. We zijn ook ontwerpers, bouwers en beschermers. Elke mond die geboren wordt, komt ter wereld met handen die werken en hersens die denken.

Ik pleit dan ook voor een nieuw en breder begrip van de mens. Een beeld waarin ook onze creativiteit, intelligentie, welwillendheid en vermogen tot samenwerken een plaats heeft. Een perspectief dat ons hoop biedt op een gezonde en welvarende toekomst. Dat niet terug wil naar een somber verleden. Dat ons stimuleert om te werken aan een goed leven voor ons, onze kinderen en kleinkinderen, wereldwijd, in een schoon milieu en een biodiverse natuur.

 

Mens als oplossing

Anders dan welke diersoort ook, wist de mens de aarde oneindig te verrijken. Aan de miljoenen biologische soorten, voegde hij miljoenen culturele soorten toe. Wij bouwden kanalen en kathedralen, het internet en Inter Milan. We schreven poëzie en formuleerden natuurwetten. We tuigden landschappen van zand, bos en moeras op met bruggen, speeltuinen en steden.

Het licht van de zon, maan en sterren vulden we aan met kaarslicht, straatverlichting en lasershows. Het geluid van de zee, de wind en kwetterende vogels complementeerden we met symfonieën van Mozart, kwasa kwasa uit Kinshasa en rap van Kendrick Lamar. Door onze overweldigende creativiteit maakten wij de wereld oneindig divers en interessant. Tegenover biologen en ecologen die onze aanwezigheid op aarde louter zien als verlies, benadruk ik de winst.

Zonder de mens had de planeet er nog bijgelegen als halverwege de zesde scheppingsdag: mét het uitspansel, de aarde en de zee, de vogels, vissen en de wilde dieren; maar zónder het schepsel dat in staat is al dit moois te bewonderen. Voor zover we nu weten, is de mens het enige dier dat zich over de wereld, inclusief de natuur, een oordeel kan vormen. De mens is ook het enige levende wezen dat op grond van ideeën, overleg en morele overwegingen in staat is de wereld naar zijn hand te zetten. Door het scheppen van kunst, het voeren van politiek en ja, door het exploiteren van de natuur.

Terwijl door toedoen van de mens de natuurlijke diversiteit afnam, nam onze culturele diversiteit toe. En hoe jammer het ook is dat we de Dodo, de Japanse Zeeleeuw en de Macquarie Kakariki lieten verdwijnen, we brachten er de Barnevelder kriel, de Aziatische keeshond en het Limousin rund voor terug.

Bovendien beschikken we in toenemende mate over de mogelijkheden om de door ons veroorzaakte problemen weer op te lossen. Dat is al duidelijk zichtbaar in het rijkste en meest ontwikkelde deel van de wereld. Onze bossen groeien weer. De lucht die we nu ademen, is waarschijnlijk schoner dan die voor de Industriële Revolutie. In de grote rivieren zwemt weer volop vis. In Nederland keerden de zeearend, wolf en wilde kat terug.

Dankzij moderne technologie, van druppelirrigatie tot gentech, wordt wereldwijd meer voedsel verbouwd op alsmaar minder landbouwgrond. Niet alleen stijgt daardoor de wereldwijde voedselproductie en daalt de honger. We spelen ook meer ruimte vrij voor de natuur. Was in 1990 nog zeven procent van het aardoppervlak beschermde natuur, volgens Our World in Data is dat nu al vijftien procent.

Waarom zouden we er ook niet in slagen de klimaatverandering te neutraliseren? Om de biodiversiteit weer op te krikken en onze veestapels fors te reduceren door de introductie van kweekvlees? Waarom zou het ons niet lukken om het basisloon in te voeren? Om wereldwijd de armsten aan pensioenen te helpen? Om honger verder terug te dringen en om fatsoenlijk om te gaan met migranten? We zijn niet gedoemd. De toekomst is wat we ervan maken.

 

Bevolkingsgroei

Zelfs de onstuimige groei van de wereldbevolking vlakt inmiddels af. Wereldwijd baarden vrouwen in 1920 gemiddeld 5,2 kinderen, in 2020 waren het er 2,4. Naar alle waarschijnlijkheid daalt dat aantal rond 2070 tot nabij de 2, waarna de wereldbevolking weer begint te krimpen. Ook in Afrika zet nu de daling in. Die vooruitgang boeken we niet met genocides, afgedwongen sterilisaties en abortussen. Dat lukt door een stevige economische groei en gewone medemenselijkheid. Door armoede te bestrijden, meisjes naar school te laten gaan en vrouwen over hun eigen lichaam te laten beschikken.

Zoals in elke tijd, zijn ook de problemen van onze tijd groot en uitdagend. Ons vermogen om ze op te lossen is dat echter ook. In plaats van fatalistisch te dromen over het terugsnoeien van de wereldbevolking, wordt het tijd om te beseffen wat we met zijn allen hebben bereikt. Om weer overeind te komen en te werken aan concrete oplossingen van concrete problemen.

Onze problemen lossen we niet op door de mens doorlopend tot probleem te maken. We zetten pas weer stappen vooruit, wanneer we hem opnieuw zien als oplossing. En door mensen die arm, machteloos en laag opgeleid zijn te hulp te schieten. Door ook hen in staat stellen een bijdrage te leveren aan een betere wereld.

 

Ralf Bodelier studeerde geschiedenis en theologie en promoveerde als filosoof. Met zijn organisatie World in Progress organiseert hij Abdijsessies: inspireren met vooruitgang. Zijn meest recente boek is Kosmopolieten: Grote filosofen over een betere wereld voor iedereen.

 

Beeld: Ross Sneddon/Unsplash